Trio - 1) Stam van Bovenlandsche Indianen; zie SURINAME.
2) Een muziekstuk, vocaal of instrumentaal, uit drie zelfstandige partijen bestaande. De bezetting van het instrumentaal tr. is geheel willekeurig, maar ’t meest algemeen is die voor Piano, Viool en Violoncel (Piano-tr.) en voor Viool, Alt en Violoncel (strijk-tr.).
2) Het alterneerende tweede gedeelte van de Menuet, het Scherzo in instrumentaalwerken, tegenwoordig verkeerdelijk zoo genaamd, omdat in de oude instrumentaal-Suite dat gedeelte door drie soloinstrumenten werd gespeeld.