Trilharen komen bij cellen van lagere planten herhaaldelijk voor, zoo bij bacteriën, vele zwermsporen, spermatozoïden, enz. Zij kunnen aan het eene uiteinde zijn vastgehecht in een bundel (lophotrich) of langs de geheele cel voorkomen (peritrich); het laatste is bij plantencellen vrij zeldzaam (sommige bacteriën). Meestal ziet men bij plantencellen twee lange trilharen aan het eene uiteinde gezeten, een enkele maal ook één of vier. Dergelijke lange t. heeten flagellen of zweepharen, terwijl de korte, die in veel grooter aantal over het geheele lichaam worden aangetroffen, b.v. bij Vaucheria, ciliën of wimpers genoemd worden.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk