Tomaat - (Lycopersicum esculentum) is een groentenplant uit de fam. der Solanaceeën en dus verwant aan den aardappel, wat aan den bladvorm, den bloei en de vruchtvorming wel merkbaar is. Zij heeft voor haar ontwikkeling veel warmte noodig, om welke reden de teelt in ons klimaat in de open lucht zeer onzeker is. In gunstige zomers levert die goede uitkomsten op, doch de meeste jaren komt er niet veel van terecht. Daarom kweekt men de t. dan ook bijna uitsluitend onder glas, n.l. in tomatenkassen en in z.g. warenhuizen.
Van eenigen omvang is de cultuur in ons land eerst geworden in de laatste 15 jaren. Omstreeks 25 jaar geleden werden de eerste proeven er mee genomen in een Westlandsche druivenkas, maar het finantieel resultaat was niet gunstig, omdat het product in Nederland vrijwel onverkoopbaar was. Thans is de t. een artikel van algemeen gebruik in het binnenland en bovendien worden er belangrijke hoeveelheden van geëxporteerd. In 1920 bedroeg de uitvoer ruim 16½ millioen K.G. ter waarde van ƒ 6.375.000. Eigenaardig is het, dat van die 16½ millioen K.G. meer dan 14½ naar Engeland uitgevoerd werd, terwijl in dat land zelf de teelt op uitgebreide schaal wordt beoefend. Voor de cultuur in de warme kas zaait men reeds in December, voor die in koude kassen (warenhuizen) in Jan.-Febr. De jonge planten worden in potten opgekweekt en later in den vollen grond van de kas uitgeplant, meestal op afstanden van 50 x 70 c.M. Het is algemeen in gebruik, om alleen den hoofdstengel te laten groeien en dezen door tonkingstokken of door touw, dat aan door de kas gespannen ijzerdraad is bevestigd, den noodigen steun te geven. Alle zijstengels, waaraan de kweekers den naam van „dieven” hebben gegeven, worden bij hun punt van oorsprong afgesnoeid.
Het product van de t. bestaat in de vrucht, die, in toestand van rijpheid, een fraaie, lichtroode kleur aanneemt en die door de plant in trossen wordt voortgebracht. Voor de eerste opbrengsten in het jaar, die doorgaans met hooge prijzen worden betaald, kweekt men de planten wel van het begin tot het einde in groote bloempotten. De oogst wordt daardoor niet onbelangrijk vervroegd. Men gebruikt gewoonlijk Engelsche soorten, zooals Ailse Craig, Tuckwood, Sunrise, Sterling Castle, enz. Bij de teelt heeft men nog al veel te kampen met ziekten, zooals de z.g. „meeldauwziekte” (Cladosporium fulvum), de valsche meeldauw (Phytophthora infestans), de mozaïekziekte, de aaltjesziekte en de moeheid van den grond. Onder deze laatste verstaat men het verschijnsel, dat de grond, ook bij goede bewerking en bemesting, geen normaal tomatengewas meer in staat is voort te brengen.