Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Tijdrekening in nederlandsch indië

betekenis & definitie

Tijdrekening in nederlandsch indië - Ter aanvulling van hetgeen omtrent dit onderwerp bij verschillende volken in den O.-I. Archipel is medegedeeld het volgende : Op Java heeft men, naast de Moh. zevendaagsche week, nog een oorspronkelijk Javaansche 5-daagsche of z.g. marktweek, ontstaan uit de gewoonte dat in een groep van 5 dèsa’s telkens op een bepaalden dag in hetzelfde dorp markt werd gehouden. De namen van de dagen dezer week zijn: Kliwon, Lĕgi, Paing, Pon en Wagé. Bij de Javanen is het nog steeds de gewoonte, den naam van den dag der 7-daagsche week samen met die van de 5-daagsche te noemen, b.v. Dinsdag = (dina) Sĕlåså-Lěgi.

Oorspronkelijk Javaansch waren ook de vroeger bestaande 7-daagsche week (w o e k o e), de 6-daagsche en de 9-daagsche, alle nog bij de Tĕnggĕreezen en op Bali bekend of in gebruik; de woekoe ook op Java wel voor wicheldoeleinden. 5 X 6 X 7 d. = 210 d., is een Balineesch oton of „jaar”. Terwijl op Java, evenals elders bij de meer beschaafde volken van den Archipel, de Christelijke jaartelling hoe langer hoe meer in gebruik komt, bestaat er toch ook nog de eigenaardige Javaansche jaartelling, welke een combinatie is van de oude, ook op Java ingevoerde, Çaka-jaartelling der Hindoes, en de Mohamm.” tijdrekening. De Çaka-jaartelling begint 78 na C. en was een luni-solaire tijdrekening. Waarschijnlijk bleef deze jaartelling nog eenigen tijd bestaan na de invoering van den Islâm op Java; de Mohamm. lunaire jaartelling (1 jaar = 354 d., 8 u., 48 min., 36 sec.) werd officieel ingevoerd in 1633 n. C. = 1555 Çaka = 1033 Ilidjra, door den Soesoehoenan van Mataram, maar daarbij telde men dóór met de Qaka-jaart allen, dus 1556, 1557, enz. Daar de maanjaren 土 elf dagen korter zijn dan de luni-solaire, is het verschil van 78 jaren met onze jaartelling thans tot 69 jaren ingekrompen: het Jav.-Moh. jaar 1853 begon 25 Aug. 1922. Zie verder KALENDER. Vermeld moet worden, dat op Java niet de groote cyclus van 30 j. met 11 schrikkeljaren in gebruik is, maar de kleine van 8 j. met 3 schrikkeljaren; zulk een tijdkring wordt win doe genoemd. Beide cycli verwaarloozen de 36 sec., maar de kleine heeft in 120 j. één schrikkeljaar minder dan de nauwkeurige groote; reeds 2 malen is dus, sedert de invoering, op Java één schrikkeljaar overgeslagen, zoodat men daar in plaats van den z.g. „Vrijdagschen”, den „Woensdagschen” kalender heeft. — De voornaamste eigenaardigheden der oorspronkelijk Indonesische tijdrekeningen zijn : het tellen bij nachten (zie Dr.

G. A. Wilken in Bijdr. Kon. Inst. v. d. T. L. en V. van N. I. 1886), de waarneming van een bepaald sterrenbeeld (meestal de Plejaden of de Gordel van Orion) tot vaststelling van het begin van het landbouwjaar ; maanmaanden van 29 a 30 dagen, met namen voor de dagen, en vooral van beteekenis voor de daarin vallende verbodsdagen met het oog op den landbouw ; het meestal ontbreken van een weekberekening. Ook op Java wordt door de ouderwetsche landbouwers nog wel op den stand der genoemde sterrenbeelden gelet, terwijl voor landbouwdoeleinden het luni-solaire jaar verdeeld wordt in 12 mångså’s van ongelijken duur. In overleg met Dr. A. B. Cohen Stuart is door den Soesoehoenan van Soerakarta sinds 22 Juni 1855 een vaste indeeling voor dit mangsa-jaar vastgesteld. — Als voorbeeld van tijdrekening bij een der meer primitieve Indonesische stammen kan de wijze van bepaling der seizoenen bij de Dajaks worden vermeld. Zeer veel geschiedt deze naar den stand van het sterrenbeeld de Pleyaden; bij de Kĕnja-Dajaks gebeurt het door !t afmeten van de schaduw van een loodrecht opgestelden stok; elders weer door een verticaal geplaatste bamboe met water, met een merkteeken van buiten. Deze bamboe wordt telkens in een schuinen stand gebracht, zoodat hij wijst naar een bepaalde ster, waarbij er wat water uitvloeit, en deze handeling wordt zoolang herhaald tot het water aan het, door de ondervinding bepaalde, merkteeken reikt.

< >