Teirlinck (herman) - Vlaamsch letterkundige en teekenaar uit onzen tijd, geb. 1879 te Brussel, waar hij natuurwetenschappen studeerde; volgde later Germaansche filologie te Gent, was een tijd lang ambtenaar bij het bestuur van schoone kunsten der stad Brussel. Woont thans te Lingebeek. In 1900 publiceerde hij een bundel Verzen, in 1902 een bundel novellen: De wonderbare Wereld; daarna tal van romans: Het stille Gesternte (1903); ’f Bedrijf van den Kwade (1904); De Doolage (1904); De Kroonluchter (1907); Mijnheer J.B. Serjanszoon (1908); Het ivoren Aapje (1909); Johan Doxa (1917); De leemen Torens (met Karel van de Woestijne, 1918); De nieuwe Uilenspiegel (1920); De vertraagde Film (tooneelspel, 1922).
Van deze romans is „Het ivoren Aapje”, voortreffelijke schildering van het Brusselsche leven, de meest geslaagde. In het algemeen is zijn werk fantastisch en realistisch tegelijk. Vgl. over hem André de Ridder, „Onze Schrijvers”, tweede bundel (1909).