Syndicalisme, naam van een arbeidersbeweging, welke ontstaan is in Frankrijk en zich van daar verbreid heeft over Italië en Spanje. In de andere landen heeft het s. weinig opgang gemaakt. De syndicalisten gaan uit van de stelling, dat de deelneming aan de politiek het socialisme heeft doen verburgerlijken en de vorming van een groep in de hand heeft gewerkt, die alle voeling met het proletariaat heeft verloren. De arbeidersbeweging moet niet rusten op socialistische dogma’s, maar op de vakvereenigingen, die zich met elkaar verbinden tot foederaties.
De nieuwe staatsorde moet in handen komen van de arbeidende klasse, die door haar revolutionnairen wil de bestaande kapitalistische maatschappelijke orde omverwerpt. De staking is het middel, waardoor de arbeidende klasse dit doel zal kunnen bereiken. De arbeider moet daartoe geleerd worden, alles te dragen. Van weerstandskassen willen de s. dan ook niet weten. Litt.: G. Sorel, L’avenir socialiste des syndicats (1897); G. Sorel, De generazione capitalistica e degenerazione socialista (1907); A. Labriola, Riforma e rivoluzione sociale (1904); E. Leone, II sindicalismo (1907).
Tijdschriften: Le mouvement socialiste (gest. 1899 door Lagardelle); Avanguardia (tot 1907 red. Labriola); Pagine libere (na 1907 red. Labriola); Divenive sociale (red. Leone).