Syeniet, dieptegesteente, gekenmerkt door de combinatie van orthoklaas met biotiet, amfibool of pyroxeen. Naast orthoklaas komt altijd meer of minder van een zuren plagioklaas voor; kwarts mag hoogstens in kleine hoeveelheid aanwezig zijn; als er meer is wordt het gesteente graniet. Ondergeschikt komen voor apatiet, zirkoon, titaniet, magnetiet, pyriet. S. komen minder veelvuldig in op zich zelfstaande groote massieven dan als randfacies van granieten voor.
Door achteruitgang van het orthoklaasgehalte ontstaan overgangen naar dioriet. Komt voornamelijk voor als plaatselijke ontwikkelingsvorm van graniet, echter ook in afzonderlijke kleinere massieven, bijv. bij Biella in Piemont. S. wordt als bouwsteen gebruikt.
