Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Strandvonderij

betekenis & definitie

Strandvonderij - In zee geworpen en door deze opgeworpene goederen blijven eigendom van den rechthebbende (art. 638 B. W.). Worden schepen of goederen in zee of op buitengronden gered, geborgen of gevischt, zonder dat schipper, andere bevelhebber, eigenaar der lading of geconsigneerde daarbij aanwezig en bij de bergers bekend zijn, zoo moeten deze zoo spoedig mogelijk in handen gesteld worden van den strandvonder, welke functie in de meeste plaatsen aan den burgemeester is opgedragen (art. 560 K., K. B. van 23 Aug. 1852, Stb. 141, tot vaststelling van bepalingen op de strandvonderij, laatste! gew. 6 Mrt. 1891, Stb. 72). Bij overtreding van dit voorschrift verliezen de bergers hun recht op hulp- en bergloon en zijn ev. tot schadevergoeding verplicht, onverminderd de mogelijkheid van strafvervolging (art. 550 K.). Indien schepen stranden en breken of goederen gevischt worden aan of op vaste stranden, zullen, bij afwezigheid van schipper, bevelhebber, eigenaar der lading of geconsigneerde, of indien deze geen andere beschikkingen hebben gemaakt bij uitsluiting van alle anderen, moeten gered en geborgen worden door of ten overstaan van den strandvonder. Indien hetzij door de vermenging der goederen of om eenige andere reden, niet stellig blijkt, aan wien de goederen behooren, moet de beredding en berging bij uitsluiting door den strandvonder geschieden (art. 551 K.). De strandvonder moet van de goederen een inventaris opmaken en ze tegen genot van bergloon uitleveren aan den rechthebbende (art, 552 K.). Niet gereclameerde goederen, welke door beschadiging of aard aan spoedig bederf onderhevig zijn, moet hij in het openbaar verkoopen (art. 554 K.). De rechthebbenden der geborgen goederen worden 4 maal per advertentie, waarin alle merken en kenteekenen worden vermeld, opgeroepen (art. 555 K.). Komt niemand op, zoo worden de goederen in het openb. verkocht (art. 567 K.). De rechthebbende kan nog gedurende 10 jaren de opbrengst na aftrek van bergloon en kosten reclameeren.

Daarna vervalt ze aan den staat (art. 558 K.). Het heffen van rechten van het geredde wordt in art. 559 uitdrukkelijk verboden. Zie voor de invoerrechten artt. 30—36 der Algemeene Wet van 26 Aug. 1822, Stb. 38. — Zie ook STRANDRECHT. — Een instructie voor den strandvonder is vastgesteld bij K. B. van 20 Sept. 1852 (zie Luttenberg).

< >