Stoomketel - Toestel, dat dient voor het omzetten van water in stoom van een zekere spanning ten koste van warmte. S. worden vervaardigd van ijzeren platen, 10 à 30 m.M. dik, die stoomdicht aan elkander worden geklonken. Een gewone landstoomketel bestaat uit een cilindrischen romp, die aan de einden door vlakke of flauw gebogen platen wordt begrensd. De s. is voorzien van 1 of 2 cylindrische binnenketels, geplaatst in het benedenste gedeelte van den ketel.
Hierin zijn de roosters aangebracht en heeft de verbranding der brandstoffen plaats. De verbrandingsgassen worden door deze binnenketels of vuurgangen gevoerd, daarna meestal nog langs een gedeelte van den buitenomtrek van den ketel en staan overal, waar zij langs de ketelwanden strijken, hun warmte aan de ketelplaten en het in den ketel aanwezige water af. Als normale stoomspanning kan worden aangenomen 6 tot 15 atm. Dikwijls worden om brandstoffen te besparen de ketels voorzien van: a. een oververhitter, waarin den stoom, nadat hij van het water is gescheiden, nog warmte wordt toegevoerd, waardoor de temp. stijgt (tot ca. 350° . C.); b. een voedingwatervoorwarmer, waarin het water, dat in den ketel moet worden gevoerd, door den afgewerkten stoom der stoommachine of door de verbrandingsgassen wordt voorgewarmd. Door toepassing van de middelen onder a en b kunnen brandstofbesparingen van ca. 20 resp. 10 % worden verkregen. Behalve de hier genoemde gewone landketels (Cornwallen Lancashire-ketels) komen nog stoomketels in anderen vorm voor als b.v.:
1°. vlampijpketels, waarbij de verbrandingsgassen door een bundel pijpen worden geleid die aan de buitenzijde door water zijn omgeven (zie hieromtrent ook onder LOCOMOTIEF) ;
2°. waterpijpketels, bij welke de verbrandingsgassen om een bundel pijpen worden geleid, waarin zich water bevindt. In een s. worden per KG. steenkolen 6 tot 10 K.G. stoom geleverd, hetgeen wordt genoemd een 6 tot 10-voudige verdamping.