Stollingsgesteente of eruptiefgesteente - Gesteente, dat ontstaan is bij de afkoeling en daarmee samengaande stolling van een gloeiend vloeibaar mengsel van metaaloxyden, het magma. Bij geleidelijke en langzame afkoeling, zooals kan intreden op groote diepte, heeft de kristallisatie onder gunstige, gelijkblijvende omstandigheden plaats en wordt het gesteente gelijkmatig van korrel: dieptegesteente. Als de omstandigheden tijdens de kristallisatie plotseling veranderen, zooals tengevolge van het opstijgen van het magma en het uitvloeien over de aardoppervlakte, treedt in plaats van de langzame, een snelle kristallisatie met kleine korrel of zelfs een vastworden in glasvorm. De uitvloeiingsgesteenten zijn daarom in het algemeen gekenmerkt door een porfyrische structuur; groote, langzaam gevormde, kristallen eener eerste formatie, de eerstelingen of fenokristen liggen in een fijnkorrelige of geheel of gedeeltelijk uit glas bestaande grondmassa.
De aard van het s. wordt in de eerste plaats bepaald door de chemische samenstelling van het magma, waaruit het ontstaat. Daarvan in hoofdzaak is afhankelijk, welke mineralen het gesteente zullen opbouwen. Het kiezelzuurgehalte is in dit opzicht vooral belangrijk. Naast elk dieptegesteente van bepaalden zuurgraad staat een daarmee overeenkomend uitvloeiingsgesteente of zelfs in het algemeen twee, omdat men vroeger de uitvloeiingsgesteenten, jonger dan mesozoisch, met een anderen naam placht aan te duiden dan de praetertiaire en de beide groepen van namen sedert behouden zijn gebleven, echter nu alleen nog betrekking hebben op de meer of mindere frischheid der gesteenten. Het hieronder volgende staatje vermeldt de voornaamste s., welke in dit werk nader besproken zijn, volgens afdalend kiezelzuurgehalte. De gesteenten beneden de streep onderscheiden zich door een grooter alkali-, vooral natriumgehalte van de gesteenten boven de streep.
Dieptegesteente Uitvloeiïngsgesteente Frisch Onfrisch Graniet Lipariet Kwartsporfyr Syeniet Trachiet Orthofyr Dioriet Andesiet Porfyriet Gabbro . Basalt Melafyr.diabaas Peridotiet Peridotiet Elaeolietsyeniet Fonoliet Theraliet Tefriet Naast de mineralogische samenstelling is ook de structuur van het gesteente van belang, d. w. z. de wijze, waarop de kristallen der samenstellende mineralen zijn aaneengevoegd tot een aggregaat. Zij wordt behalve door den vorm dier kristallen, dus door den aard der mineralen, beheerscht door de volgorde van kristallisatie. Samenstellende mineralen en structuur beide worden eerst duidelijk bij het mikroskopisch onderzoek van slijpplaatjes.