Stereotypie - het maken van duplicaten van drukvormen, ’t zij om het origineele zetmateriaal bij groote en snel uit te voeren oplagen te sparen, of om bij werken, die geregeld en onveranderd herdrukt worden, de herhaalde zetkosten te voorkomen en fouten in de nieuwe oplagen te vermijden. Het procédé was reeds in vroeger eeuwen bekend, doch kreeg in de laatste kwart-eeuw de grootste beteekenis, toen het voor den modernen krantendruk nieuwe toepassing vond. Over het gewone zetsel wordt daartoe geëigend bordpapier, dat vochtig gemaakt is, gelegd en daarop met een harden borstel geklopt, zoodat de oorspronkelijke vorm in dit papier en relief wordt afgedrukt. De aldus verkregen matrijs dient weer om een afgietsel in lettermetaal, dat er in gesmolten toestand opgegoten wordt, te verkrijgen.
Dat afgietsel is geheel gelijk aan het oorspronkelijke zetsel en behoeft slechts door een voetstuk op letterhoogte te worden gebracht, om in de boekdrukpers afgedrukt te worden. Voor krantendruk wordt de in enkele minuten gedroogde papiermatras halfrond gebogen en in een bijzondere machine geplaatst, om afgegoten en op de cylinders van de rotatiepers (zie SNELPERS) bevestigd te kunnen worden. De matrijs kan ook van gips vervaardigd worden, doch levert dan slechts één afgietsel.
