Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Stein (heinrich friedrich karl freiherr v. S. z. S.)

betekenis & definitie

Stein (heinrich friedrich karl freiherr v. S. z. S.) - Pruisisch staatsman, geb. 1757 te Nassau, trad in 1780, na zijn studie in de rechten voltooid te hebben, in Pruisischen staatsdienst. Hoewel hij de opdracht van Frederik den Groote om den keurvorst van Mainz voor den Fürstenbond te winnen, met succes vervulde, kreeg hij tegenzin in den dipl. dienst (1785) en ging hij, na een reis gedaan te hebben door Engeland, over in den administratieven dienst. Geplaatst bij ’t Westfaalsche-Nederrijnsch bestuur (1787) klom hij op tot opperpresident eerst van Hamm, later van Münster. Hij zorgde voor verbetering van de Ruhr, liet een straatweg aanleggen tot verbinding van Rijn en Wezer, zorgde voor een goede regeling der belastingen en bevorderde de welvaart door invoering van vrijheid van bedrijf.

In 1804 werd hij door den koning benoemd tot min. van financiën. Hij heeft in deze functie gezorgd voor opheffing van de binnenl. tollen en droeg aan Niebuhr op, de Pruisische Bank te reorganiseeren. Door zijn beleid verschafte hij de gelden, welke noodig waren voor den oorlog van 1806. Overtuigd, dat de politiek van Haugwitz en Beyme een ramp was voor Pruisen, drong hij op verwijdering van deze beide personen aan en treedt af, wanneer de koning hier niet op in wil gaan (1807), maar wordt op aandringen van Napoleon, die den koning genoodzaakt had Hardenberg te ontslaan, weer in zijn waardigheid hersteld! Bijgestaan door mannen als Schön, Niebuhr en Vinker begon S. met de hervorming van den staat. Een zijner eerste maatregelen was de emancipatie van den boerenstand (Oct. 1807); daarop volgde de opheffing van de verkapte lijfeigenschap, die nog in Pruissen bestond. De gildedwang werd opgeheven. Belangrijk was zijn maatregel, waarbij de stad ’t beheer kreeg over financiën en politie, terwijl de burgerij de overheidspersonen zou kiezen (Nov. 1808). Hadden deze maatregelen reeds ontevredenheid onder den Pruisischen adel verwekt, zijn streven opnieuw den strijd aan te binden tegen Frankrijk, verontrustte de Franschgezinde partij.

Toen een brief van hem aan Wittgenstein in Hannover, met de aanmaning om het verzet tegen de Franschen te steunen, in handen viel van Napoleons spionnen en alle hoop op steun van Rusland vervlogen was, trad S. af (Dec. 1808). Zijn goederen werden door Napoleon verbeurd verklaard. Na een tijdlang in Oostenrijk te hebben vertoefd, begaf S. zich in 1812 naar ’t hof van Alexander I van Rusland, waar hij alles in ’t werk stelde, zij het ook zonder veel succes, om ’t verzet in Duitschland aan te wakkeren. In dezen tijd ontwikkelde zich bij S. het denkbeeld tot herstel van ’t Duitsche rijk onder den keizer van Oostenrijk-Hongarije, waarbij ’t gezag van de verschillende vorsten aanmerkelijk beperkt zou worden. ’t Was voor hem een groote teleurstelling, toen deze denkbeelden onuitvoerbaar bleken door den tegenstand van Oostenr.-Hongarije. Evenmin succes had een ander plan van hem, waarbij hij voorstond, ’t bestuur van ’t Duitsche rijk toe te vertrouwen aan een directorium van de vier machtigste vorsten van ’t rijk. Hij weigerde na afloop van ’t congres van Weenen, waar hij geen invloed uitoefende, een post te bekleeden, trok zich terug op zijn landgoed Kappenberg, waar hij in 1831 stierf. Litt.: v. Treitschke, Hist. und pol. Aufsätze IV; Seeley, Life and Times of S. (1878).

< >