Stavoren of staveren - gem. op de Z.W.-punt van Friesland, 365 H.A., meest klei, gedeeltelijk ook laagveen. Zij telt ong. 1000 inw. De gem. bevat alleen de stad S. en haar „klokslag” (d. i. de onmiddellijke omgeving). — Geschiedenis. De verhalen, in sommige kronieken en in 17de-eeuwsche werken over het oude S. als machtige koningsstad in den Karolingischen tijd en vroeger, berusten op verbeelding.
Het oude S., Staverun geheeten, wordt genoemd in de Yita Odulfi van omstr. 1000, handelend over den priester Odulfi, een tijdgenoot van Lod. den Vrome. (De bekende St. Odulfs-abdij nabij S. is in 1132 van Utrecht uit gesticht, later vervallen, in 1580 geplunderd en ten slotte vergaan). Het lag aan den waterweg Utrecht—Noordzee, vóór de splitsing van Marsdiep en Vlie en is in 991 door Noormannen verwoest. In ’t begin der 11de eeuw moet S. weer een handelsplaats geweest zijn, die in den loop dier eeuw stadsrechten kreeg, blijkend uit de bevestiging hiervan door keizer Hendrik V in een oorkonde van 1118. Het was bezit van het geslacht der Brunonen, bondgenooten van Utrecht tegen Holland. Later kwam de stad onder Hollandsch gezag; zij huldigde graaf Willem I en zijn opvolgers, ontving een handvest van Floris V, 1292, dat lang als recht gold, en bleef Holland trouw in den strijd om Friesland, ook na 1345 (alleen tusschen 1396 en 1402 viel het tijdelijk af). Tevens was S. lid der Hanze, als een der Zuiderzeesche Hanzesteden; het dreef meest handel op Hamburg en de Oostzeelanden, voorts veel visscherij.
Door de oorlogen van Holland tegen Friesland, door de binnenl. oorlogen in Friesl., de zeerooverij en overstroomingen ging de stad achteruit. Daarbij kwam een zware brand in 1420. In de 16de eeuw verviel zij geheel; sedert 1580 was zij in Nederl. handen ; tijdens de Republiek bleef zij een der Friesche steden, maar zonder beteekenis. De Fransche tijd bracht haar tot de grootte van een klein dorp. Eenige herleving, maar beperkt, bracht de spoorweg- en stoombootverbinding met Leeuwarden en Holland, 1885 geopend. Litt.: K. Heeringa, Het oude S., 1893 (Groninger diss.).