Statenbijbel - Ned. bijbelvertaling, van 1628—37 op last van de Staten-Generaal verricht. Tot de overzetting van den Bijbel in onze taal werd besloten op de Synode van Dordt in 1618, in aansluiting aan de oudere bijbelvertaling; zie BIJBEL, N. T. vertalingen. Omdat het werk in 1637 geautoriseerd werd door de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden, kreeg het den naam van S. of Statenvertaling. Het N. T. werd overgezet door Rolandus, Walaeus en Hommius.
Vooraf moest men taalregels vaststellen, vgl. J. Heinsius, de „resolutiën” betreffende de taal van den S. (1918). Men vindt toch nog Belgicismen en vreemde woorden. Maar het was een monumentaal werk voor zijn tijd. Dat de taal haar beteekenissen heeft gewijzigd zoowel als de vormen, dat er beter handschriften ontdekt zijn, die betere uitgaven mogelijk maakten dan zij hadden, dat de kennis van het Grieksch thans beter is dan toen, kunnen zij niet helpen. Doorgaans komen de lezingen overeen met den textus receptus. H. v. Druten, Gesch. der Ned. Bijbelvertaling (1895—1905); J. Heinsius, Klank- en buigingsleer der Statenvertaling (diss., 1897); A. v. Veldhuizen, Een nieuwe bijbelvertaling (1912).