Staatsuitgaven - Deze worden veelal onderscheiden in gewone en buitengewone uitgaven, naar gelang zij uit de gewone inkomsten van den staat moeten worden bestreden of zonder bezwaar door leening kunnen worden gedekt. Deze onderscheiding hangt samen met de opvatting, dat het staatsvermogen ongerept moet blijven gehandhaafd, maar anderzijds dit vermogen niet ten koste van belastingen behoeft te worden vermeerderd, tenzij het in het verleden tot een te laag peil mocht zijn gedaald. Telkens wanneer dus door een uitgave een waarde van eenigszins langen duur aan het vermogen wordt toegevoegd, is er geen bezwaar, dat daartegenover een schuld van gelijke waarde wordt aangegaan, mits de duur van deze schuld die van de tegenwaarde nimmer overtreft. Naar gelang deze laatste dus vermindert, moet ook de aangegane leening worden afgelost.
Duurzame leeningen mogen dus slechts worden aangegaan voor uitgaven, die een duurzame vermogensvermeerdering in het leven roepen, dus b.v. voor aankoop van grond (natuurlijk niet tegen speculatieprijs). Tijdelijke leeningen mogen worden aangegaan b.v. voor openbare werken, wier levensduur niet onbeperkt is, maar toch het jaar, waarin ze worden bekostigd, overtreft. Voor uitgaven uitsluitend ten behoeve van het jaar, waarvoor ze worden gedaan, mag in het algemeen niet worden geleend. Toch zal leenen soms gewenscht zijn, indien zij zóó hoog zijn, dat het de voorkeur verdient, ze over eenige jaren te verdeelen. Het moet dan echter vaststaan, dat dergelijke wenschelijkheid zich niet telken jare ten aanzien van andere uitgaven zal herhalen. Oorlogskosten kunnen veelal niet dadelijk uit belastingen worden bestreden; zij zullen veelal noodzakelijk over eenige jaren moeten worden verdeeld.
Men bedenke echter steeds, dat zoolang uitgaven, welke geen vermogensvermeerdering medebrengen, niet geheel uit gewone middelen zijn bestreden, het staatsvermogen zal zijn afgenomen. Meermalen wordt ter rechtvaardiging van het aangaan eener geldleening gewezen op de productiviteit van de tegenwaarde van de uitgave, ter bestrijding waarvan de leening wordt gewenscht. Zeker zal de productiviteit van hetgeen zal worden verkregen wellicht het doen der uitgave wettigen, in zooverre zij immers de lasten daaruit voortvloeiend geheel of gedeeltelijk wegneemt, maar voor het mogen aangaan van een leening is de productiviteit der uitgave niet het eenige criterium. — In onze staatshuishouding worden vele uitgaven, hoewel zij als buitengewoon worden aangemerkt, toch uit de gewone middelen bestreden, hetgeen zeker gemotiveerd is met het oog op den zwaren schuldenlast, welke vanouds op ons land drukt en waarvan de delging geenerlei verband houdt met waardevermindering van de activa van ons staatsvermogen, gelijk trouwens in het algemeen het verband tusschen activa en passiva bij onze staatsfinanciën al te zeer wordt gemist. Hierin verbetering te brengen beoogt Mr. A. van Gijn in Economist 1912. (Hervorming onzer Staatsbegrooting). Sinds 1906 worden verschillende uitgaven, welke tot dusverre als buitengewoon golden, als gewoon aangemerkt.