Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Staatsboschbedrijf

betekenis & definitie

Staatsboschbedrijf - Tot 1921 Staatsboschbeheer, werd ingesteld bij Wet van 21 Juli 1899. Vóór dien tijd beteekende het Staatsbosch niet veel. De grootste oppervlakte werd toen ingenomen door de bosschen bij Breda (Mastbosch, Liesbosch, enz.), welke onder technisch beheer stonden van een bosch-bouwkundige. De meeste staatsbebosschingen stonden onder leiding van de Ned.

Heidemaatschappij (zandverstuivingen onder Kootwijk, duinen onder Schoorl en op Texel). Het staatsdomein in Nederland was grootendeels afkomstig van de door den voormaligen stadhouder aan de Bataafsche republiek afgestane vaste goederen, tegen een vergoeding in geld. Een gedeelte der gronden werd in 1822 als kroondomein ter beschikking gesteld van den koning, terwijl in opvolgende jaren een groot deel der domeingoederen werd te gelde gemaakt. Het departement van Finantiën bleef tot 1898 met het beheer der staatsdomeinen belast. Daarna kwam dit onder het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel.

Sedert de oprichting van het Staatsboschbeheer vindt een voortdurende uitbreiding plaats van het staatsbosch, zoowel door aankoop en ontginning van heidegronden en zandverstuivingen, als door het bebosschen van duinen; den laatsten tijd ook door aankoop van bosschen (Speulderbosch, Ugchelsche bosch, enz.). Belangrijk is ook hetgeen door dit Instituut sedert 1907 geschiedt in zake het verleenen van technische hulp en voorlichting aan gemeenten voor de bebossching van woeste gronden. De gemeenten kunnen daartoe van staatswege een renteloos voorschot krijgen. Einde 1919 waren de staatsgronden, onder toezicht van het staatsboschbeheer, ondergebracht onder 26 boschwachterijen en 4 houtvesterijen (Breda, Kootwijk, Haarlem, Assen). De oppervlakte bedroeg toen bijna 29.000 H.A., waarvan bijna 10.000 H.A. in cultuur. Voorts werd toen aan 25 gemeenten hulp verleend bij de bebossching van woeste gemeentegronden.

< >