Snoekbaars - Lucioperca sandra, visch uit de familie der Baarsachtigen (Percidae). Lichaam slank,zijdelings weinig samengedrukt met twee rugvinnen, waarvan de voorste 12—16 stekels, de achterste 1—3 harde en 20—23 zachte stralen bevat. Schubben klein met getanden rand, tanden klein met grootere hoektanden in beide kaken, tong zonder tanden. Kleur nogal veranderlijk, rug meestal grijsgroen, zijden zilvergrijs, buik witachtig; vooral bij jonge exemplaren komen over rug en zijden wolkachtige vlekken en banden en lichtbruine dwarsstrepen op de rugvinnen voor.
Soms echter zijn deze visschen bijna koperkleurig met bijna zwarten rug en vlekken. De snoekbaars kan een lengte van 80 c.M. bereiken en komt bij ons tegenwoordig (1921) meer voor dan een tiental jaren geleden. Oorspronkelijk kwam deze visch alleen in de wateren van O.Europa voor en ontbrak o. a. in het stroomgebied van den Rijn. Hier is hij omstreeks 1883 gepoot en in 1888 werd het eerste Nederlandsche exemplaar in den Rijn bij Milligen gevangen. Aanvankelijk tot onze rivieren en benedenrivieren beperkt, heeft hij zich langzamerhand door Utrecht, Z.- en N.-Holland verspreid en zich vooral in de brakke boezemwateren van laatstgenoemde provincie ingeburgerd. Via de Zuiderzee heeft hij zich naar de Eem en de Overijselsche wateren verplaatst en is thans bezig ook in Friesland binnen te dringen. In Groningen ontbreekt hij nog. Zijn verspreiding hangt voornamelijk samen met het voorkomen van spiering, het geliefkoosd voedsel van dezen roofzuchtigen visch, die overigens ook nagenoeg alle andere vischsoorten, mits zij niet te groot zijn, waaronder kleine snoekbaarsjes, verslindt.
De snoekbaars paait voornamelijk in Mei en groeit verbazend snel. De jonge vischjes hebben na een zomer een lengte van 10 c.M. bereikt, na 3 of 4 jaar is de snoekbaars 40—50 c.M. lang en reeds geslachtsrijp. Tengevolge van zijn snellen groei is deze visch tegenwoordig zeer in aanzien bij de visschers en daar hij een goeden prijs opbrengt, behoort hij almede tot onze meest kostbare zoetwatervisschen. Hij wordt met zegens, in fuiken en aan hoeken gevangen en is ook een voortreffelijke visch voor den hengelaar. Gesloten tijd: 23 April—31 Mei; minimummaat 40 c.M. De snoekbaars behoort tot onze meest smakelijke zoetwatervisschen en wordt bij voorkeur met zout in water gekookt gegeten. Omtrent het „schubben” dezer visch geldt hetzelfde wat bij den snoek is vermeld. Zie plaat Zoetwatervisschen I, No. 2.