Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Schlosser

betekenis & definitie

Schlosser - (Friedrich Christoph), Duitsch geschiedschrijver, geb. 1776 te Jever, werd, na zijn Studie volbracht te hebben, leeraar aan ’t lyceum te Frankfort a. Main (1812), daarna in 1817 prof. in de geschiedenis te Heidelberg. Behalve enkele werken op beschavings-historisch gebied Abaelard und Dulcin (1807) schreef hij Weltgeschichte in zusammenhängender Darstellung (1816—1824), dat niet voltooid is geworden. Met Kriegh schreef hij later Weltgeschichte für das Deutsche Volk (1844—1856), terwijl zijn hoofdwerk werd : Geschichte des 18ten Jahrhunderts (1823), later omgewerkt tot de Gesch. des 18ten und 19ten Jahrh. bis zum Sturz des franz. Kaiserreiches (1836—1849).

Zijn beschouwingen hangen nauw samen met de gedachte, ontwikkeld in de werken van Kant. Voor hem gold de plichtsopvatting ook voor den staatsman en hij hield geen rekening met omstandigheden, die den staatsman tot een ander optreden konden noodzaken. Met groote onpartijdigheid heeft S. deze beschouwingen laten gelden. Kritiek heeft hij niet toegepast, zoodat zijn werken tegenwoordig weinig waarde meer hebben. Hij stierf in 1861. Litt. : Weber, F. Ch. Schlosser (1876).

< >