Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Sas-van-Gent

betekenis & definitie

Sas-van-Gent - gem. in Zeeuwsch-Vlaanderen, als een smalle strook langs de Belg. grens ten Z.O. van den Braakman; 1449 H.A., bijna geheel klei, met 2400 inw., die van landbouw, scheepvaart en nijverheid leven. Behalve eenige verspreide boerenhoeven bevat de gem. alleen de stad S.-v.-G., aan het kanaal en de spoorlijn van Ter Neuzen naar Gent. Zij ontleent haar naam aan een sas of sluis aan het Noordelijk uiteinde der vaart, die de stad Gent in de 16de eeuw met toestemming van Filips II groef, om zoo, langs een korteren weg dan over de Schelde, de Hont te bereiken. Van deze sluis liep n.l. reeds een vaart, het Sassche Gat, naar de Westerschelde.

In 1572 werd de stad door de muitende Engelsche troepen verwoest, maar is later als vesting herbouwd en door Frederik Hendrik ingenomen. Na haar ontmanteling en de verzanding van ’t Sassche Gat ging zij snel achteruit, doch kwam tot nieuwen bloei, toen het kanaal tot Ter Neuzen werd doorgegraven (1826), ook door de opening van den spoorweg (1869). Het stadje telt 1500 inw. Suiker-, glas- en blauwselfabrieken.

< >