Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Sardinië

betekenis & definitie

Sardinië - 1) Ital. eiland; 24.109 K.M.2, dus ruim ⅔ x Ned. Bevolking: 852.000. Het rechthoekige, bergachtige eiland heeft slechts heuvels en vlakke, lage bergklompen, die door breede dalen worden gescheiden; in het Z.W. is een uitgestrekte vlakte: de Campidano. De granietklomp van de Gennargentu (1830 M.) is als ’t ware een knooppunt en staat te midden van hooglanden, die geheel Oostelijk S. innemen.

In ’t N. eindigen deze in de Gallura (1359 M.) met zijn kurkeiken, in ’t Z. in de Sarrabus (1089 M.), rijk aan zilver- en looderts. Los van dit hoogland verrijst in ’t Z.W. het gebergte van Iglesias, rijk aan zink. — De Campidano is met de vlakte van de Tirso een dichtgeslibde zeearm, moerassig en door malaria bezocht. Zij dient hoofdzakelijk voor winterweide, terwijl ’t vee ’s zomers de bergen op trekt, maar zij is bijzonder vruchtbaar. In de toekomst zal zij wellicht veel opleveren; ook nu reeds hier en daar wijn, olijven, sinaasappelen en citroenen, fruit, groenten. — De kust van S. is meest hoog en weinig havenrijk, uitgezonderd de gezonde N.O.-kust, waar voor de Magdaleensche eilanden (waaronder Caprera) met de sterkste, Italiaansche oorlogshaven liggen. Wat Zuidelijker de Aranciagolf met verkeer naar het vasteland. De golven van Cagliari en Oristano zijn laag, met strandmeren, die voor zoutwinning en vischvangst dienst doen. Bij het eiland S. Pietro in het Z.W. is de grootste tonijnenvangst van Italië. — Het klimaat is aan de kust gematigd warm en droog, op de bergen meer regenachtig en de sneeuw blijft op de Gennargentu tot het voorjaar liggen. Cagliari heeft het klimaat van Catania op Sicilië (Jan. 11°, Aug. 27°).

S. heeft genoeg regen en waterrijke rivieren; is lang zoo droog niet als Sicilië. — Producten. Na Sicilië levert S., de meeste ertsen van Italië (voor 13 mill. g.; 16.000 arbeiders). Bij Sassari zijn rijke ijzerlagen ontdekt. Doordat steenkool ontbreekt, worden de ertsen van S. naar ’t buitenland gebracht. Tarwe levert S. niet genoeg voor de bevolking, haver wel, ook veel boonen. Wijn wordt uitgevoerd, ook kurk, verder olie, houtskool, zout. De landbouw is gering, vergeleken bij wat hij kon zijn. ’t Meeste land wordt voor veeteelt gebruikt en die is nog achterlijker dan de landbouw: de herder leidt een nomadenleven; stallen zijn er niet, evenmin als kunstweiden: ’t vee graast, waar wat groeit. — De bevolking is nergens in Italië zoo achterlijk: 70% kan lezen, noch schrijven. Slechts 35 inw. per K.M.2 Goede wegen zijn schaarsch. „Povera Sardegna” is spreekwoordelijk geworden. — Geschiedenis. ’t Eiland S. was reeds in het steenen tijdperk bewoond, getuige de uit dien tijd dagteekenende grafkamers, domigheddas, bestaande uit tien of meer achter elkaar gelegen, ronde ruimten, uitgehouwen in de rots, en tumbas de sos gigantes, vierkante ruimten, bestaande uit naast elkaar geplaatste steenen.

Een betrekkelijk hooge cultuur had de bevolking van ’t eiland bereikt in het protomyceensche bronzen tijdperk, gelijk men oordeelen kan uit de bewapening van de bewoners, zooals die gegeven worden op de Egypt. pyr. en uit de aangetroffen bouwwerken (nuraghs, zijnde kegelvormige, afgeplatte torens, welke misschien tot verdediging gediend hebben). Nadat ’t eil. reeds bezocht was door de Phoeniciërs, hebben de Carthagers zich hier gevestigd, die verscheidene nederzettingen hebben gesticht, maar in 238 v. Chr. ’t land, dat van beteekenis was door zijn ertsrijkdom, moesten afstaan aan de Romeinen. Met het verval van ’t Rom. rijk geraakte ’t eiland in 458 in handen van de Vandalen, aan wie de O.-Rom. het in 533 ontrukten. In de volgende eeuwen ontstonden er op ’t eiland verschillende, kleine staatjes, die in de 9de en 10de eeuw veel te lijden hadden van de strooptochten der Spaansche Arabieren of Saracenen. In ’t begin van de 11de eeuw werden de Saracenen door de Genueezen en Pisanen verdreven, waarop ’t eiland na eenigen strijd tusschen Genua en Pisa in ’t bezit van de laatstgenoemde stad kwam (1025). ’t Eiland werd verdeeld in vier deelen: Gagliari, Torres, Gallura en Arborea, welke bestuurd werden door giudici, die zich gaandeweg zoo goed als onafhankelijk maakten. In 1297 werd door Aragon een begin gemaakt met de verovering van S., hetgeen eerst na langdurigen strijd tegen de verschillende vorsten gelukte. Van deze is ’t meest bekend Eleanora van Arborea (± 1400), die een wetboek tot stand bracht, dat later overgenomen is door den Ar. vorst, nadat deze in 1421 ’t eiland geheel en al veroverd had. Tot 1479 behield S. een eigen bestuur; daarna werd het bestuurd door Spaansche vice-koningen.

Bij den vrede van Utrecht (1713) stond Spanje ’t eiland af aan Napels, dat het in 1720 tegen Sicilië ruilde met Victor Amadeus II van Savoye (zie verder KON. SARDINIË), 2) (Gesch. van het kon. -). Het koninkr. S. ontstond, toen Victor Amadeus II, hertog van Savoye, in 1720 na Sicilië geruild te hebben tegen Sardinië, den titel aannam van koning van Sardinië. Turijn, dat de hoofdstad van het koninkr. was geworden, kreeg een universiteit, terwijl door den nieuwen koning de wetgeving werd verbeterd, evenals ’t onderwijs. Beteekenis kreeg het nieuwe kon. onder Karel Emanuel III (1730-1773), die in 1742, uit vrees voor de aangroeiende macht der Bourbons, zich verbond met Maria Theresia en aldus deel nam aan den Oostenr. successieoorlog. De strijd verliep alles behalve voordeelig voor de Sardiniërs. Verslagen bij Bassignano (1745), moesten zij ’t Zuid. deel van Piëmont overlaten aan de Franschen, die nu begonnen te onderhandelen met Karel Emanuel over den vrede, waarbij de Fransche staatsman d’Argenson hem voordeelen beloofde in Lombardije.

Toen echter de Spanjaarden zich hiertegen verklaarden, brak de Sardin. koning in 1746 de onderhandelingen af en begon hij opnieuw den strijd. Slechts met moeite konden de Franschen zich uit de Povlakte terugtrekken naar Provence. Bij den vrede van Aken kreeg S. gebiedsuitbreiding tot aan de Ticino, terwijl het moest afzien van bezit aan de Riviera. De financiën, welke ten gevolge van den oorlog in slechten toestand waren geraakt, werden door den koning verbeterd. De geestelijkheid werd verplicht bij te dragen in de belastingen. Voorts zorgde de koning voor vermindering van de feudale lasten. Voorzien van een goed uitgerust leger, begon S. een staat van beteekenis te worden. Deze ontwikkeling is echter onderbroken tijdens de regeering van Victor Amadeus III (1773-1796), die in conflict kwam met de regeering van Frankrijk door aan de contra-revolutie Fransche elementen toe te staan, op zijn gebied tegen de revolutie te ageeren.

Toen de Franschen er toe overgingen Nizza te bezetten, verklaarde de koning den oorlog aan Frankrijk (1792). De Sardiniërs streden niet gelukkig. Ondanks den steun van een Oostenr. legercorps waren zij niet opgewassen tegen de Fransche troepen, die onder aanvoering van Dumas en Napoleon Bonaparte in ’t voorjaar van 1794 er in slaagden, de Alpenpassen te bezetten en zoodoende gereed stonden Piëmont binnen te rukken, welk plan Bonaparte moest opgeven op last van het Comité du salut public. In ’t voorjaar van 1795 werd de strijd door de Franschen hervat. Na eerst met afwisselend succes te hebben gestreden, gelukte het aan den Franschen generaal Schérer den Sard. een zware nederlaag toe te brengen bij Loano (Oct. 1795), waardoor de weg naar Turijn open lag.

Toen Schérer geen gebruik maakte van zijn overwinning, werd hij vervangen door Napoleon Bonaparte (Maart 1796), die de Sardiniërs dwong tot den wapenstilstand van Cherasco, na hen verslagen te hebben bij Mondovi (April 1796). S. moest aan Frankrijk afstaan Savoie, Tenda, Cuneo, Tortona en Alessandria. Ten einde echter de hand te kunnen leggen op Piëmont, verwekten de Franschen troebelen in dit landschap, die hun gelegenheid gaven tusschen beide te komen, waarop Karel Emanuel IV, die zijn vader in 1796 was opgevolgd, afstand deed van den troon (Dec. 1798). Slechts korten tijd waren de Franschen in staat zich hier te handhaven.

Reeds in Mei 1799 moesten zij de stad Turijn tengevolge van ’t opdringen der Russen ontruimen. Het plan van czaar Paul I om nu Karel Emanuel IV weer in ’t bezit te stellen van Piëmont, stiet af op ’t verzet van de Oostenrijkers, die het land als veroverd gebied wilden beschouwen en annexatie op ’t oog hadden. De slag bij Marengo (Juni 1800) verijdelde dit echter. Piëmont werd weer bezet door de Franschen, die ’t in 1802 bij hun land inlijfden. Eerst na den val van Napoleon keerde Victor Emanuel I, aan wien zijn broer Karel Emanuel IV zijn rechten had overgedragen (1802), naar zijn land terug, dat op ’t Weener Congres vergroot werd met ’t grondgebied van de republiek Genua en de plaatsen Annecy en Chambéry, waartegenover stond ’t verlies van Chablais en Faucigny aan Zwitserland. Met hem begon een scherpe reactie. Groote macht kreeg de geestelijkheid, terwijl de godsdienstvrijheid opgeheven werd. Alles, wat aan de heerschappij der Franschen herinnerde, werd vernietigd (o. a. de Botanische tuin te Turijn werd verwoest; met moeite slaagde men er in de brug over de Po te redden).

Tot bestrijding van de reactie traden in S. evenals in de andere Italiaansche staten, de Carbonari op, waartoe o. a. behoorde Karel Albert, en die in 1820, onder leiding van Santa Rosa, in Alessandria een opstand wisten te bewerken, waarbij invoering van de Sp. constitutie van 1812 en vestiging der Italiaansche eenheid werd geëischt. Victor Emanuel deed daarop afstand van de regeering ten gunste van zijn broer Karel Felix, die de invoering van de grondwet, tijdens zijn afwezigheid door Karel Albert gegeven, nietig verklaarde. Een poging tot verzet der lib. elementen liep uit op een nederlaag tegen de Oostenr. troepen bij Novara, waarop de reactie weer zegevierde. Een poging van von Metternich om Karel Albert van de reg. uit te sluiten, mislukte door den tegenstand der Fransche reg., die daarvan versterking der Habsb. macht in Italië vreesde. In 1831 kwam Karel Albert aan de reg. Hij nam een weifelende houding aan. Verschillende wetten werden herzien, eenige medezeggingschap werd aan de bevolking gegeven in ’t bestuur der provincie, maar verder ging hij niet. Eerst in 1847 ging zijn reg. in meer lib. richting.

De bijz. rechtbanken werden afgeschaft, aan de mil. gouv. werd de politie ontnomen, meer en meer werd daarbij een anti-Oostenr. stemming aangewakkerd. Toen in 1848 de Oostenr.-Hongaarsche reg. in moeilijkheden kwam tengevolge van opstanden in Oost.-Hongarije, wilde Karel Albert gebruik maken van een nat. beweging in Lombardije en verklaarde hij aan Oostenr.-Hongarije den oorlog. Na de nederlaag bij Custozza (Juli 1848) was de Sard. koning genoodzaakt een wapenstilstand te sluiten. Toen hij in !t volgende jaar den oorlog hernieuwde, werd hij wederom verslagen (bij Novara, Maart 1849). Hierop deed hij afstand ten behoeve van zijn zoon Victor Emanuel II. Ondanks ’t aandringen van de Oostenr. regeering, die daarvoor milde vredesbepalingen in uitzicht stelde, handhaafde de nieuwe koning de in 1848 gegeven grondwet, waarbij ingesteld was een ministerie, dat verantwoordelijk was aan de volksvert., welke bestond uit een door den koning benoemden senaat en een volgens census kiesrecht gekozen kamer van afgevaardigden. De Kath. godsdienst bleef echter staatsgodsd.; wel werd echter aan de kerk haar geprivilegeerde positie ontnomen door opheffing van het asylrecht der kloosters en door invoering van de onderwerping der geestel. aan de burgerl. rechtspraak (Siccardi-wetten). Leider van de regeering was Cavour (1852), die meer dan de helft der bestaande kloosters ophief en de gronden saeculariseerde ten einde den financ. toestand te verbeteren.

Handel, landbouw en nijverheid werden bevorderd, zoodat ’t land tot welvaart geraakte. ’t Leger werd gereorganiseerd naar Pruisisch model door La Marmora. Overtuigd, dat Italië zich zelf niet de eenheid kon brengen tengevolge van de macht van O. H., zocht Cavour steun bij Frankrijk, terwijl hij veel verwachtte van het isolement, waarin O.-H. verkeerde, tengevolge van de politiek, gevoerd tijdens den Krimoorlog. Op een bijeenkomst te Plombières wist Cavour Napoleon III te bewegen, S. steun te verleenen in een oorlog tegen O.-H. Toen de O.-H. regeering, ongerust over de maatregelen van S., bij ultimatum demobilisatie van ’t leger eischte, volgde de oorlogsverklaring. Na de nederlagen bij Magente en Solferino ontruimde O.-H. Lombardije. Het tot stand komen der eenheid in Italië werd nu in gevaar gebracht door de houding van Napoleon III, die vrede sloot met O.-H. zonder zijn beloften om Italië vrij te maken tot de Adria vervuld te hebben.

Cavour nam toen zijn ontslag. Het volk was echter zelf in beweging gekomen. Achtereenvolgens sloot zich de bevolking in Midden-Italië, met uitzondering van die in Rome en omgeving, bij S. aan (Aug./Sept. 1859). Toen in ’t voorjaar van 1860 ook Napels en Sicilië zich aansloten, was daarmede S. opgegaan in ’t Koninkr. Italië (zie ITALIË). Litt. (zie ook ITALIË): Bianchi, Storia della Mon. piemontese del 1773 al 1861 (Turino 1877); Brofferio, Storia di Piemont (1849/52); Bersezoo, II regno di Vittorio Emanueli (1878/ 1890).

< >