Saliërs - (Salische Franken of Neder-Franken). (De beteekenis van den naam is niet bekend. Verband met Isala = IJsel of sal = zee bestaat er niet), naam van een in de 3de eeuw aan den IJsel wonenden Frankischen stam, die omstreeks 285 naar ’t W. trok, daartoe genoodzaakt door de opdringende Saksers. Woonplaatsen hebbende gekregen aan den Beneden-Rijn, maakten zij als zeeroovers de kusten van Gallië onveilig en deden zij onophoudelijk invallen in ’t Rom. geb. bezuiden den Rijn. In ’t midden der 4de eeuw moest Julianus hun Toxandrië (N.-Brabant) afstaan.
Tegengehouden door de Rom., konden zij eerst na den dood van Aëtius (454) Z.-waarts oprukken. Een eenheid vormden de S. niet; zij waren verdeeld in verschillende groepen, die ieder hun eigen vorst hadden. De meest bekende van deze vorsten zijn Chlojo (± 440), die ’t land tot in de buurt van ’t teg. Arras bezette en Meroweus, wiens zoon Childerik (± 470) de Romeinen steunde tegen de aan de Loire wonende Saksers. Hij had ’t middelpunt van zijn gezag in de buurt van het tegenw. Doornik. Zoon en opvolger van hem was Chlodowech (Chlodwig of Clovis) (482-511), die de verschillende deelen van den Salischen stam onder zijn gezag bracht en zoo de grondlegger werd van het Frankische rijk. Litt.: Zie FRANKEN, FRANKISCHE RIJK.