Russisch-Japansche oorlog - Toen in 1900 in het Chineesche rijk de beweging van de Boksers begon en een internationale troepenmacht, onder bevel van von Waldersee, de Chin. regeering had gedwongen, voldoening te geven aan de mogendh. voor de aanvallen op de gezantschappen (Mei 1901), hadden de verschill. troepenafd. ’t Chineesch grondgebied verlaten, behalve de Russen, die Mandschoerije bezet hielden tot groote ontevredenheid van Japan. De Jap. reg. zocht steun bij Engeland, welks min. Lansdowne van deze gelegenheid gebruik wilde maken om een driev. verbond (Duitschland, Engeland en Japan) tot stand te brengen, hetgeen afstuitte op de Duitsche reg. Hierop sloot Eng. met Japan een verbond (Jan. 1902), waarbij zij elkaar welwillende neutraliteit garandeerden, indien een van beide staten met een derde in strijd mocht geraken, terwijl overeengekomen werd den status quo in Oost-Azië te handhaven.
Hiertegenover namen Frankrijk en Rusland positie door de verklaring, dat zij de onafhankelijkheid van China en Korea handhaven zouden. Wanneer de Russ. reg. na de verklaring, in April 1902 op aandringen van Engeland, Japan en de Ver. Staten gegeven, om Mandschoerije te ontruimen, hieraan niet voldoet, maar in plaats daarvan troepen samentrekt, is het duidelijk, dat een conflict tusschen Rusland en Japan niet meer te vermijden is, te meer daar de Russ. min. van buit. zaken Lamsdorff te kennen geeft, dat Japan niet ’t recht heeft zich in de Mandschoerijsche zaken te mengen. Hierbij kwam nog dat een Russ. consortium, waartoe de regeeringspersonen Besobrasow en Balaschow behoorden, bosschen aankochten op den Koreaanschen oever van de Yalu en aandrong op den aanleg van een spoorweg van de Yalu tot Seoel. Bovendien wilde de Russ. reg. overgaan tot een bezetting van de Kor. haven Masampo, om op die wijze een verbinding te hebben tusschen de beide oorlogshavens Wladiwostock en Port Arthur. De Jap. reg. kon hierin niet berusten en drong er op aan, dat Rusland Mandschoerije zou ontruimen (Jan. 1904). Toen de Russische reg. hierop geen antwoord gaf en de Fransche reg. niet van zin was in te gaan op een verzoek van den Jap. minister Ito, om te bemiddelen, was de oorlog onvermijdelijk. Den 5den Febr. brak de Jap. reg. de betrekkingen af met Rusland en reeds in den nacht van 8 op 9 Febr. bracht een Jap. eskader aan de Russ. vloot een zwaren slag toe bij Port Arthur.
De Jap. reg. dwong hierop de Kor. reg. toe te laten, dat een Jap. leger in Korea kon opereeren. Een Jap. legercorps onder Kuroki forceerde den overgang over de Yalu bij Widschu (Mei 1904), bezette Fungwangtscheng en sneed daardoor de verbindingen van Port Arthur met Rusl. van de landzijde af. Hierop bezette een Jap. legercorps onder Oku, na een overwinning bij Kintschau, de plaats Dalny, waardoor de Jap. een goede landingsplaats kregen. Een poging van de Russen onder Stachelberg, om Port Arthur te ontzetten, liep uit op een nederlaag bij Wafangu (Juni 1904). De Russ. eskaders werden door den Jap. adm. Kamimura gedwongen, neutrale havens op te zoeken of in Wladiwostock te blijven. Ondertusschen had de Russ. opperbevelhebber Kuropatkin een leger verzameld aan de Taitscho bij Liao Yang. Hier werd hij 24 Aug. 1904 aangevallen door het Jap. leger onder den opperbevelhebber Oyama.
Nadat er 12 dagen gevochten was, moest Kuropatkin terugtrekken op Moekden. Na zich versterkt te hebben, begon hij 9 Oct. opnieuw op te rukken, maar werd na een tiendaagschen slag genoodzaakt stand te houden bij de rivier Schaho. Toen ’t nu onmogelijk bleek Port Arthur van de landzijde te naderen, besloot de Russ. reg. een vloot te zenden onder Roschdestwenschky. Toen de Duitsche reg. toestond, dat aan de Russ. schepen door Duitsche firma’s kolen geleverd werden, verwekte dit ontevredenheid bij Japan, dat hierin steun vond bij Engeland. De Russ. reg. sloot daarop met de Duitsche een overeenkomst, waarbij Rusland hulp beloofde als Engeland Duitschland aanviel. De hoop van de Duitsche reg., dat er nu een goede verstandhouding zou komen met Frankrijk, bleek ijdel. In Oct. 1904 verliet de Russ. vloot Libau, verwekte op de Noordzee het z.g.n. Doggersbank-incident en voer om Zuid-Afrika naar de Jap. Zee. Ondertusschen hadden de Jap. onder Nogu het beleg van Port Arthur voortgezet en den Russ. bevelhebber Stössel gedwongen in Jan. 1905 te capituleeren.
Het nu vrij gekomen Jap. legercorps versterkte de troepen van Oyama, die hierop Kuropatkin aanviel en hem na een tiend, slag bij Moekden versloeg. Den 10den Maart rukte Oyama Moekden binnen. In Mei verscheen eindelijk de Russ. vloot in de Jap. Zee en werd bij Tsuschima door de Jap. vloot onder Togo totaal vernietigd (27 Mei 1905). Rusl. macht ter zee was hiermede geëindigd en Japan was de heerschende zeemogendheid geworden in ’t Oosten. Roosevelt, pres. der Unie, bood nu zijn bemiddeling aan, welke door beide partijen aanvaard werd. In Aug. 1905 kwamen de vertegenw. der beide oorlogvoerende staten te Portsmouth bijeen (Komura voor Japan, Witte voor Rusland).
Na een maand (5 Sept. 1905) kwam de vrede tot stand, waarbij aan Japan de suprematie in Korea werd gelaten, terwijl Rusland Mandschoerije moest ontruimen. De Mandsch. spoorweg ten Noorden van KuanTsengsi zou door Rusland, ’t gedeelte ten Zuiden daarvan door Japan beheerd worden, ’t Zuidel. deel van Sachala kwam aan Japan, dat 't recht van visscherij kreeg in de Zee van Ochotsk en de Behringzee. De gevolgen van dezen vrede waren, dat Japan daarmede trad in den kring van de groote mogendh., zoodat hiermede ‘t gele ras zijn plaats innam. In ’t verre Oosten had Japan de domineerende plaats. Ondertusschen was het verbond tusschen Japan met Engeland voor 10 jaar verlengd. Voor Rusland had deze oorlog woelingen en revol. bewegingen ten gevolge (zie RUSLAND).
Litt.: Der R.-J. Krieg (uitgave van de Russ. gen. st. in 5 dln., en uitg. van de Jap. gen. st. in 3 dln.).