Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Rusch

betekenis & definitie

Rusch - (Juncus). Van de verschillende russchen of bloembiessoorten hebben landbouwkundig de „gewone” russchen (Juncus conglomeratus en Juncus effusus) de grootste beteekenis. Deze zijn een zeer lastig onkruid in lage, natte, veenachtige hooi- en weilanden. De russchenplanten vormen groote pollen; ze worden niet door het vee gegeten. Juist in weiland hebben de planten dus gelegenheid zich ongestoord te ontwikkelen.

Naast een goede drooglegging van den grond en een sterke bemesting, is herhaald maaien het beste bestrijdingsmiddel. Ook wordt aangeraden, de afgemaaide russchen op de kale pollen te laten liggen en deze daardoor te verstikken. Vooral op veengronden moet in natte herfsten vermeden worden vee te weiden. De dieren trappen door de weeke zode, de gaten vullen zich met water en bieden gunstige gelegenheid voor het zich ontwikkelen van russchen. De praktijk zegt: russchen komen wel in één jaar, doch men raakt ze niet in één jaar weer kwijt.

Is de russchenplaag erg, zoo is scheuren van het grasland wel het beste middel, het land een paar jaar te bouwen en daarna te zorgen, dat het onkruid in het nieuwe grasland niet weer optreedt. Lange, welige russchen worden soms voor het vlechten van fijne matten gebruikt. Een enkele russchensoort, n.l. J. Gerardi, heeft blijkbaar een behoorlijke voederwaarde. Deze vormt het hoofdbestanddeel van het vrij goede hooi van den Naarderpolder en van het Kuinrehooi. J. Gerardi wordt in Naarden knobbeltjesgras en in Kuinre knopaar genoemd.

< >