Ruiten - (herald.), langwerpige figuren met twee scherpe en twee stompe hoeken, altijd staande op een hunner scherpe punten. Wanneer de ruit de eenige figuur in het schild is, moet zij 2½ deel breed en nog ½ hooger zijn. Drie ruiten, hetzij elkander met de zijden rakende, hetzij van elkander verwijderd of op verschillende plaatsen in het schild staande, zijn elk 2 deelen breed en 2½ deel hoog.
Raken zij elkander met de zijden, zoo noemt men hen aaneengesloten. De ruiten kunnen ook gerangschikt voorkomen in de richting, welke aan een heraldisch stuk eigen is; men noemt ze dan aanstootend, indien ze in zoo’n geval elkander met de scherpe hoeken raken.