Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Rügen

betekenis & definitie

Rügen - Duitschlands grootste eiland, in de Oostzee, aan de kust van Pommeren. Het bestaat uit een binnenste kern, waarom strandmeren (Bodden) met vele eilanden en schiereilanden. Bij cirkelvorm zou R. aan 72 K M. kust voldoende hebben; inderdaad heeft het 573 K.M., voldoende voor een eiland van de grootte van Sicilië. Het eiland is rijk aan romantische streken.

De aanzienlijkste hoogte in het binnenland is de Rugard (91 M.). In ’t N. is het kale krijtgebergte Arköna. Het fraaiste gedeelte van R. is het schiereiland Jasmund, met de schilderachtigste punten van het eiland. Het bestaat in het N.O. uit krijtbergen en daalt met steile voorgebergten in zee. Onder deze onderscheidt zich de Grosze Stubbenkammer, d. i. steenen trap, een loodrecht afloopende krijtrots, welker hoogste punt de Königstuhl heet, omdat Karel XII, 8 Aug 1715, aldaar een zeeslag tusschen de Zweden en Denen gadesloeg. Het O. deel van Jasmund is bedekt met een groot beukenbosch, de Stubnitz, met vele oude grafteekenen. Hier ligt mede het Hertha-meer, ook Zwarte meer of Borgsee genoemd. De bodem is, met uitzondering van eenige zand- en veenachtige streken, zeer vruchtbaar en levert veel koren en raapzaad op.

Belangrijk zijn ook de veeteelt en visscherij, inzonderheid de haringvangst; er wordt een sterk ras van paarden en goed slachtvee gefokt. De bewoners zijn flinke schippers. De bevolking van het schiereiland Mönkgut, dat vroeger tot het klooster Eldena behoorde, onderscheidt zich door taal, kleeding en oude gebruiken. Hoofdstad is Bergen. Het eiland wordt jaarlijks wegens zijn natuurschoon en zeebaden door veel reizigers bezocht. Druk bezocht zeebad: Lauterbach.

< >