Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Roomsch (oud-)

betekenis & definitie

Roomsch (oud-) - Onder O.-R. in Nederl. verstaat men de ,,Oud-Katholieke kerk van het bisdom Utrecht” of de ,,R.-K. kerk der oudbisschoppelijke Clerezye”, zooals zij van 1723— 1872 heette. Het ontstaan van de „Kerk der oud-bischoppel. Clerezye” was het gevolg van het intrigeeren der Jezuïeten. Sedert de Hervorming — 1581 voor Holland en Zeeland — genoten de Roomsch-Katholieken hier te lande wel vrijheid van geweten, maar niet vrijheid van openbaren eeredienst.

Dit verhinderde niet, dat hun aantal in 1656 geschat werd op een 400.000, met 380 statiën, 400 wereldlijke en 150 ordesgeestelijken, die allen stonden onder den aartsbisschop van Utrecht. Om zich vrijer in deze gewesten te bewegen en den Staten geen aanstoot te geven, droeg hij in de 17de eeuw officieel den titel van bisschop van Philippi of van Sebaste i.p.i. (in partibus infidelium, in het gebied der ongeloovigen, op zendingsgebied dus). Van ouds werd hij benoemd door de Kapittels van Utrecht en Haarlem. Doch nu traden de Jezuïeten op met de bewering, dat sedert Nederland een missieland was geworden, het recht der Kapittels vervallen was en den paus toekwam; waarom zij den bisschop niet wilden erkennen. Bij dit geschil over de kerkorde voegde zich een geschil over de leer. Toen tengevolge van de Jansenistische twisten in Frankrijk verschillende Fransche geestelijken in de Nederlanden een toevlucht zochten en vonden, was dit een gereede aanleiding, de Nederlandsche geestelijkheid ook te beschuldigen van ketterij en wel van Jansenisme, waarom de O.-R. ook wel Jansenisten genoemd worden. Nu werd in 1689 door de Kapittels Petrus Codde tot bisschop benoemd, en hij werd door de Jezuïeten niet alleen van Jansenisme beticht, maar ook van te groote gestrengheid bij de biecht, van het gebruik der landstaal bij den doop en sommige andere sacramenten, van afkeurend te oordeelen over heiligenbeelden, reliquieën, rozenkrans, enz. Ofschoon te Rome reeds tot zijn afzetting was besloten, werd hij vriendelijk uitgenoodigd daar zijn zaak te komen verdedigen.

Hij gaf aan die uitnoodiging gevolg, maar de reis baatte natuurlijk niet. Hij werd door Rome voor afgezet beschouwd, keerde na twee en een half jaar onverrichter zake terug en oefende onder protest zijn ambt niet meer uit (hij stierf Dec. 1710). Vooral de geestelijken van het bisdom Utrecht wilden zich bij de pauselijke beslissing niet neerleggen en protesteerden. En nog scherper werd het verzet, toen de paus Quesnel veroordeelde door de bul Unigenitus (1713). Nu liep de strijd niet meer alleen over de kerkorde en over de leer, maar ook over de moraal, zooals zij in deze bul veroordeeld was; tenslotte een strijd tegen de Jezuïetenorde. Toen het bleek, dat Rome van geen toegeven wilde weten, benoemden de Kapittels van Utrecht 27 April 1723 een nieuwen aartsbisschop, Cornelis Steenoven, die 16 Oct. 1724 door een Fransch bisschop, Varlet, gewijd werd. De paus verklaarde deze wijding voor nietig, maar de kleine groep, I die aan het recht der Nederlandsche geestelijkheid vasthield, had zich reeds aan het absolutisme van den paus onttrokken, ofschoon zij overigens het Roomsch-Katholieke dogma bleef belijden. Zij noemde zich voortaan de „R.-K. kerk der oud-bisschoppelijke Clerezye” (d.i. geestelijkheid).

In 1724 werd te Amersfoort een seminarie voor de opleiding harer geestelijken gesticht; in 1742 ook te Haarlem; in 1758 (zonder bisdom) te Deventer een O.-R. bisschop benoemd. In 1763 werd te Utrecht een concilie gehouden, dat de goedkeuring van vele bisschoppen in Europa verwierf, zelfs in Rome aanvankelijk goed werd opgenomen, doch door de Jezuïeten scherp veroordeeld. De O.-R. bleven rustig voortbestaan. De meening van Napoleon, dat zij zich weer met de Moederkerk moesten vereenigen, sorteerde geen gevolgen. Sedert er na de onfeilbaarheidsverklaring van den paus, door het Vaticaansch Concilie (1870), een internationaal verzet daartegen is ontwaakt en de Oud-Katholieke beweging ontstond, hebben de Nederlandsche O.-R., ook door herhaalde bisschopwijding, zich nauw met die beweging verbonden, en is hun actie zeer verlevendigd. Behalve de kerkelijke overheersching van den paus verwerpen zij, als in strijd met de traditie, het dogma van de Onbevlekte ontvangenis van Maria (in 1854 aangenomen) en de onfeilbaarheid van den paus. Bij de godsdienstoefeningen wordt de landstaal gebruikt, en behalve enkele kleinere wijzigingen, is ook sedert 1878 het coelibaat der priesters niet meer verplicht gesteld.

Wat de kerkorde betreft, aan het hoofd der kerk staat een bisschop, gekozen door de Synode. Hij wordt ter zijde gestaan door een synodale Commissie van 4 geestelijken en 5 leeken. Jaarlijks wordt een synode gehouden onder voorzitterschap van den bisschop. Leden der synode zijn de bisschop en de synodale Commissie, aUe geestelijken en de afgevaardigden der gemeenten. Iedere gemeente staat, wat de zielzorg betreft, onder leiding van een pastoor, die door de gemeente gekozen en door den bisschop bevestigd en aangesteld wordt. Het plaatselijk kerkbestuur bestaat uit den pastoor en minstens 6 (hoogstens 18) leeken.

< >