Romburgh - (Pieter van), geb. 1866 te Leiden, studeerde aan de universiteit aldaar en promoveerde in de scheikunde in 1881. Van 1878 tot 1890 was hij assistent van Franchimont en vertrok in het laatstgenoemde jaar naar Buitenzorg als landbouwscheikundige, belast met onderzoek in het belang der cultures. Als chef van het door hem opgerichte agricultuurchemisch laboratorium en van den cultuurtuin te Tjikeumeuh bleef hij tot 1903 in Ned. Indië, nadat hij in 1902 tot hoogleeraar in de organische en propaedeutische chemie te Utrecht was benoemd.
Tweemaal was hij tijdens zijn verblijf in Indië, waar hij o. a. ook verschillende reizen naar Sumatra en Borneo maakte, ter opsporing van caoutchouc en getah pertja leverende planten, waarnemend directeur van s Lands Plantentuin. Zijn onderzoekingen in Indië bewogen zich voornl. op agricultuurchemisch gebied en op dat der aether. oliën. In Nederland heeft hij zich vooral met de studie van aromatische nitraminen bezig gehouden. Van 1892 tot 1903 was v. R. correspondent en sinds 1905 is hij lid van de Kon. Akademie van Wetenschappen te Amsterdam.