Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Ritter (pierre henri)

betekenis & definitie

Ritter (pierre henri) - geb. 1851 te ’s-Gravenhage, overl. 1913, promoveerde aan de universiteit te Leiden op : De Monadenleer van Leibniz tot doctor in de godgeleerdheid, was van 1882 tot 1891 Remonstrantsch predikant te Utrecht, daarna hoofdredacteur van „Het Nieuws van den Dag” en aanvaardde in 1906 het hoogleeraarsambt in de wijsbegeerte te Utrecht met een rede „de Taak der Wijsbegeerte”. Voornaamste werken: Paedagogische fragmenten (1891, 6de dr. 1905; hiervan zagen ook twee Deensche, een Duitsche, een Zweedsche en een Finsche vertaling het licht) ; Ethische fragmenten (1892, 5de dr. 1905; hiervan verscheen ook een Deensche vertaling in 2den dr.); Het lied der provinciën. Met histor. aanteekeningen (1901) ; Critische Geschiedenis van het substantie-begrip in de nieuwere wijsbegeerte (1906); verscheidene wijsgeerige artikelen in Tijdschriften, o. a. over Dunin-Borkowski’s Spinozaboek in het Nieuw Theol. Tijds. 1912, en een beschrijving van het leven en den wetensch. arbeid van zijn voorganger te Utrecht, Prof.

Van der Wijck in „Mannen v. Beteekenis”. Voorts werd onder redactie van R. bewerkt: Een halve eeuw. Nederland van 1848—98 door Nederlanders beschreven (Amst. 1898).

< >