Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Rimbaud (jean-arthur)

betekenis & definitie

Rimbaud (jean-arthur) - Fransch dichter, 1854 geboren te Charleville (Ardennes) en 1891 te Marseille in een ziekenhuis overleden. De vader is kapitein Frédéric R., de moeder een strenge, mystieke Katholieke, Vitalie Cuif; bij hen heeft hij een harde jeugd, maar op 15-jarigen leeftijd leest hij reeds alles, b.v. Propertius en Baudelaire ; als hij 16 is, is hij in opstand tegen moeder, vaderland en menschheid en heeft de kennis van een man van 40. Hij schrijft dan zijn eerste verzen, b.v. Ophélie. In 1871 wil hij naar Parijs en woont de Commune bij; tweemaal nog probeert hij zich aan Charleroi te onttrekken, telkens wordt hij teruggehaald.

Na de puberteit komt zijn bewonderenswaardige Bateau ivre; dan gaat hij naar Paul Verlaine te Parijs (Oct. 1871 tot Juli 1872) en begint zijn bundel Les Illuminations te Charleville. Met Verlaine gaat hij naar België en Engeland, studeert en werkt, keert naar Frankrijk terug (Dec. 1872), maar gaat weer naar Londen, waar V. ziek is. Zij twisten veel, gaan naar Brussel, waar V., dronken, op R. schiet; V. wordt tot gevangenisstraf veroordeeld en R. komt te Charleville terug, waar hij Une saison en Enfer schrijft (te Brussel in 1873 door hem uitgegeven). Daarna doet hij niet meer aan letterkunde, behalve een gedicht La chasse spirituelle (1872—73). Hij begint zijn zwervend leven, wordt gouverneur in Duitschland, dokwerker te Marseille, koloniaal op Java, waar hij deserteert, circusschreeuwer in Scandinavië, tot hij eindelijk in Egypte komt; in Warrar wordt hij een apostel van zedelijkheid en beschaving en de vertrouwde van koning Menelik ; hij wil genoeg verdienen om eenvoudig in Frankrijk te kunnen leven. In 1886 publiceert Verlaine zijn Illuminations, maar R. is dan geheel los van letterkunde ; zijn geheele correspondentie van 1873 bevat niets daarover.

Vermoeid keert hij, ziek, in Frankrijk terug, waar hij, na lang lijden sterft, als goed Katholiek. — ’t Is de meest geniale dichter van de jongeren, de echte opstandeling tegen de maatschappij, de geboren zwerver en zoeker naar ideaal, wiens verzen en proza een ontstellende hallucinatie zijn, van een ontroerende klankschoonheid en van een zoo intense persoonlijkheid, dat zij slechts, door hun symboliek, met groote moeite begrijpelijk zijn. Zijn laatste levensjaren zijn een soort boetedoening voor zijn letterkundig werk, dat hij toen verafschuwde als „un vice sérieux”. — Zijn werk werd, bijna compleet, door Paul Handel in 1898 uitgegeven (Oeuvres complètes). Over hem: P. Berrichon, La vie de J. A. R. (1897) en J. A. R., Ie poète (1912); deze gaf ook zijn brieven uit: Lettres de J. A. R. (1899). Men zie ook Isabelle Rimbaud, Mon frère Arthur (Mercure de France, 16 mars 1919) en Dr. J. W. Marmelstein in de Gids van 1922 en in Neophilologus, VII, No. 1.

< >