Revindicatie (eigenl. reivindicatie) - opvordering van eigendom. Volgens art. 629 B. W. heeft de eigenaar het recht om de aan hem toebehoorende zaak van iederen houder terug te vorderen in den staat, waarin zij zich bevindt. Ten aanzien van roerende zaken, die niet in renten bestaan, noch in schulden, welke niet aan toonder betaalbaar zijn, wordt dit recht echter zeer beperkt door art. 2014 B. W., dat bepaalt, dat voor deze bezit als volkomen titel geldt (zie ook EIGENDOM) en dat terugvordering slechts mogelijk is ingeval van verlies of ontvreemding en alleen gedurende 3 jaren.
Hij die de teruggave van een ontvreemde of verlorene zaak vordert, is niet verplicht aan den houder den door dezen besteden koopprijs terug te geven, ten ware de houder de zaak op een jaar- of andere markt, of op een openb. veiling, gekocht heeft (art. 637 B. W.). Zie voor de vruchten en de aan de zaak ten laste gelegde kosten artt. 630—636 B. W. — Ook de pandhouder kan het aan hem ontvreemde of door hem verloren pand van den houder terugvorderen (art. 1198 B. W.). Zie voor het vorderingsrecht van den erfgenaam HEREDITATIS PETITIO. — Wie een roerende zaak wil revindiceeren, kan met machtiging van den rechter tevens daarop beslag leggen (z.g.n. revindicatoir beslag). Dit beslag is geregeld in artt. 721—726 Rv. — Voor het geval men een zaak wif revindiceeren, waarop reeds door een ander beslag is gelegd, geeft de wet bepalingen in art. 456 Rv. ten aanzien van roerend goed, in art. 576 Rv. ten aanzien van schepen en in artt. 638—543 Rv. ten aanzien van onroerend goed.