Remonte - (Fr.), paarden, welke men verstrekt aan ruiters, die deze missen.
Remonteeren, het zich verschaffen van legerpaarden (z.a. men spreekt van recruteeren van manschappen). Het Ned. leger remonteert zich tegenwoordig in vredestijd gedeeltelijk in Ierland en gedeeltelijk in het eigen land. Kort voor 1880 verkregen de regimenten hun remontepaarden door aanbesteding, waarbij Ned. en Duitsche handelaren als leverancier optraden. De meeste paarden waren uit Hannover afkomstig, en voor de veldartillerie bovendien eenige uit het eigen land. Toen het gehalte der Hannoversche paarden achteruit ging, werd in 1879 als proef een deel der paarden in Hongarije aangeschaft. De Hongaarsche paarden bleken voor den Holl, soldaat te lastig, zoodat in 1881 de proef als mislukt werd beëindigd. Nu werd een proef genomen met de aanschaffing van het Iersche paard. Ofschoon het Iersche paard beter voldeed dan het Hongaarsche, was het oordeel toch niet onverdeeld gunstig.
Tegelijkertijd ontstond een streven tot aankoop in het eigen land en in 1884 zond de Min. v. Oorlog een commissie van officieren naar de landbouwtentoonstelling te Amsterdam om verslag uit te brengen over het gehalte van het inlandsche paard. Dit verslag viel zeer ongunstig uit: rug, lendenen en achterbeenen waren niet krachtig genoeg, de schoft was onvoldoende ontwikkeld. Ook het oordeel van andere binnenlandsche en van buitenlandsche kenners luidde ongunstig over het inlandsche paard, zoodat maatregelen tot verbetering van het ras werden getroffen. Toch werd een groot aantal officieren aangewezen om in commissies van vieren in verschillende provincies inlandsche paarden aan te koopen. In het eerste jaar werden ongeveer 90 paarden gekocht, zeer uiteenloopend van type, waarvan ook enkele voor de cavalerie en de rijd. art.; zij voldeden echter in het geheel niet. Door die kort op elkaar volgende proefnemingen bezaten de regimenten en depóts in die jaren paarden van de meest uiteenloopende vormen en gangen en van groot verschil in bloed en ras, hetgeen reeds op zichzelf een zeer groot nadeel is. Maar bovendien kwamen de paarden op allerlei tijdstippen aan, waardoor geregelde dressuur onmogelijk werd en veel ziekte door besmetting voorkwam, terwijl het gehalte zienderoogen achteruitging. Ter verbetering werd in 1886 het remontedepôt te.
Millingen opgericht en het aantal commissies voor den aankoop in het binnenland ingekrompen tot 3 en later tot 1 commissie van 3 leden. Door den laatsten maatregel werd de eenheid van het aangekochte type zeer bevorderd. Eindelijk ging vanaf 1888 een commissie naar Ierland om, als proef, voor de cavalerie en artillerie paarden uit de vrije hand aan te koopen, terwijl voor de artillerie bovendien een dergelijke commissie naar Duitschland werd gezonden. De laatste werd na enkele jaren afgeschaft. De proef voldeed goed en tot aan de mobilisatie van 1914 reisde de betrokken remontecommissie jaarlijks naar Ierland tot den aankoop van de benoodigde paarden voor de cavalerie, de rijd. artillerie en enkele voor de veld-art. Na aankomst hier te lande brachten de remonten het eerste jaar door in de weide en in het remontedepöt te Millingen ten einde te acclimatiseeren en op kracht te komen voor de dressuur, welke het jaar daarop aan de depöteskadrons en -batterijen aanving en een jaar duurde. Dan was het remontepaard afgericht en werd als „jong” paard in het eskadron, c. q. de batterij, opgenomen. Tijdens het mobilisatietijdperk werd de uitvoer der r. door Engeland stopgezet en was het Ned. leger dus aangewezen op aankoop in het binnenland.
De rijpaarden verkreeg men door vordering bij handelaren en particulieren. Daar het inlandsche paard als rijpaard ondeugdelijk is, legde men tevens den grondslag voor de inlandsche fokkerij van het soldatenpaard. Hiertoe werden eenige daarvoor geschikte hengsten aangekocht en uit den troep daarvoor geschikte Iersche merriën ter dekking gesteld. In 1920 werd voor het eerst na 1914, zoowel voor de cavalerie als voor de artillerie, opnieuw een r.-commissie naar Ierland gezonden. Zij bestond uit een hoofdofficier der cav., een adviseur voor de art. en een paardenarts. 668 paarden werden aangeschaft tegen een doorsneeprijs van £ 55 per paard bij den handelaar. Daarbij moet dan nog ongeveer £ 6 per paard gerekend worden voor het vervoer naar Ned.
De aankoop geschiedde evenals voorheen, bij verschillende handelaren.Het vervoer geschiedde in eenige partijen (ongeveer 70 paarden) over zee naar Engelands Westkust, vervolgens per spoor naar de Oostkust en eindelijk weer over zee naar Rotterdam. Van hieruit werden ze rechtstreeks naar Millingen gezonden. Men moet steeds rekening houden met een verliescoëfficient vóór en tijdens den overtocht. In 1920 stierven er een 8-tal. Bij de Nederlandsche houwitser-artillerie neemt men sedert 1919 een proef met de remonteering met muildieren, welke proef goed voldoet. De Nederlandsch-Indische cavalerie remonteert zich tegenwoordig in Australië.