Pyrometer, - instrument ter meting van hooge temperaturen. In de eerste plaats worden hiervoor kwikthermometers gebruikt, waarbij de druk in de buis bij temperaturen boven het kookpunt van kwik veel hooger is dan die van de atmospheer. Buizen, die tegen dezen hoogen druk, gepaard met de hooge temperatuur, bestand zijn, worden vervaardigd van kwartsglas. Op deze wijze heeft men temperaturen van 700° met behulp van een kwikthermometer kunnen meten.
Verder zijn er p., die berusten op het beginsel van den luchtthermometer, waarbij dus de druk van een zekere hoeveelheid gas wordt gemeten. Ook kan door weging de dichtheid van een damp bij de te meten temperatuur worden bepaald, waaruit de temperatuur te berekenen is. Voorts kan gebruik worden gemaakt van de volumeverandering van vaste lichamen ter meting van de temperatuur; deze geeft, op een wijzer overgebracht, de temperatuur aan; zeer nauwkeurig is deze methode niet. Nauwkeuriger is de temperatuur te bepalen door meting van den electrischen weerstand van een moeilijk smeltbaar metaal, b.v. platina; de door Siemens & Halske geconstrueerde p. berusten op dit beginsel. Ook door middel van een thermoëlement kan de temperatuur worden gemeten; le Châtelier gaf hiervoor een thermoëlement aan, bestaande uit platina en een legeering van platina met 10% rhodium.
Eindelijk kunnen hooge temperaturen worden gemeten door gebruik te maken van de eigenschappen der uitgestraalde energie (zie STRALING). Hierbij wordt het lichaam, waarvan de temperatuur moet worden gemeten, vergeleken met een lichaam van bekende temperatuur, waarbij als criterium dient de intensiteit of de kleur van het uitgestraalde licht. Op dit beginsel berusten de p. van Wanner en van Lummer en Kurlbaum. Ter vergelijking van de uitgestraalde energie kan ook een bolometer worden gebezigd.