Pusey - (Edward), (1800—82), Eng. theoloog, leider van het naar hem genoemde Puseyisme. In 1826—27 hield hij zich te Jena, Göttingen en Bonn vooral bezig met bestudeering van het rationalisme. In 1828 werd hij canonicus van de Christ Church College en Prof. in de Hebr. taal aan de Universiteit te Oxford, welke betrekking hij bekleedde tot zijn dood (1882). In 1834 sloot hij zich aan bij de van Oxford uitgaande, ook naar hem genoemde katholiseerende richting in de Anglicaansche kerk.
Hij schreef zelf eenige der bekende Oxforder tractaten over Vasten, Doop, Boete en Bekeering, Eucharistie, enz. Na den overgang van Newman tot de R.-K. kerk (1845) rustte de leiding geheel bij Pusey, die wel om zijn opvattingen van 1843—45 in zijn predikambt geschorst werd, maar daardoor toch zich niet in de armen der R.-K. kerk liet drijven. Tot het Vaticaansch Concilie van 1870 toe geloofde hij aan de mogelijkheid om de Roomsch-Katholieke en de Anglicaansche kerk, onder terzijdelating van aflaat, vagevuur, Mariavereering en dergel., met elkander te kunnen vereenigen. P. heeft veel geschreven, o. a. An historical inquiry into the probable causes of the rationalistic character lately predominant in the theology of Germany (2 vol., London 1830); Parochial Sermons (4 vol., 1832—50) ; University Sermons (3 vol., 1864—79) ; The Doctrine of the Real Presence as contained in the Fathers (1855); The real Presence of the Body and Blood of Christ the Doctrine of the English Church (1857). Hij werkte ook mede aan een Engelsche Vert. der kerkvaders.