Pootuien, - zijn uien, die in de maand Augustus worden gezaaid, op de zaaibedden den winter doorbrengen en in het voorjaar op de blijvende plaats worden „uitgepoot”. Aan de laatste omstandigheid danken zij hun naam, want hierin vormen zij een tegenstelling met de andere uiensoorten, die in de groenteteelt voorkomen, daar deze alle op de plaats, waar zij „gezaaid” worden, haar product geven. In ons land wordt de p. het meest geteeld in Zwijndrecht (Zwijndrechtsche pootuien), de Z.-Hollandsche eilanden en het Westland. In 1912 bedroeg de beteelde oppervlakte ruim 500 H.A. Doordat de p. reeds geplant wordt op denzelfden tijd, waarop andere uien worden gezaaid, is het product natuurlijk ook vroeger voor het gebruik gereed.
Reeds in de maand Juli begint het gewas te rijpen en in Augustus worden de bollen geoogst. Het stadium van den sterksten groei valt dus in de minst droge periode van het jaar en hierdoor kan de p. nog geteeld worden op lichte grondsoorten, wat met zaai-uien niet gaat. Een ui heeft n.l. een fijn wortelgestel en wortelt zeer oppervlakkig, moet dus uit de bovenste aardlagen het noodige vocht halen. Dit is in droge tijden in die laag op lichte gronden onvoldoende aanwezig, zoodat daar met succes geen zaai-uien, welke eerst in Sept.—Oct. volgroeid zijn, geteeld kunnen worden.