Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Polyporaceeën

betekenis & definitie

Polyporaceeën - of Gaatjes-Zwammen behooren tot een der grootste families der Hymenomycetes of Vlieszwammen der Klasse Basidiomycetes of Steeltjeszwammen. Zij kenmerken er zich door, dat het sporendragende gedeelte of hymenium, dat meestal aan den onderkant van de vruchtlichamen gezeten is, geen lamellen of plaatjes vertoont, zooals bij de Agaricaceae, doch men vindt daar gaatjes of poriën, welke niets anders zijn dan de uitmondingen van zeer dicht aanééngesloten buisjes. Bij sommige zijn deze poriën wijd en hoekig, zoodat ze min of meer aan honingraat doen denken, bij andere zoo fijn als speldeprikken en alleen met een loupe goed zichtbaar. De buisjes zelf zijn dus loodrecht op het ondervlak geplaatst en verschillen ook in lengte veel bij de verschillende soorten.

Zij vormen in den regel een afzonderlijke laag, die scherp is afgescheiden van het vleesch van het vruchtlichaam ; bij de Boleten laat deze buisjeslaag er zich zelfs zonder moeite van verwijderen. De Boleten, de in ons land meest voorkomende Polyporacee (zie plaat Zwammen I en II), vormen in vele opzichten een afwijkende groep in de P. Alle Boletus-soorten groeien op de aarde, terwijl bijna alle andere P. op boomen, stronken, kortom op hout gevonden worden. De P. zijn ware cosmopolieten; men vindt ze overal in alle luchtstreken, en, vreemd genoeg, wel het meeste èn in de Tropen (waaronder zeer fraaie vormen) èn in het hooge Noorden, o.a. veel in Finland. Behalve de Boleten, komen er in ons land nog 10 geslachten der P. voor. In ons land vindt men alleen onder Boleten eetbare soorten.

< >