Poelau toedjoeh - = zeven eilanden, een 300-tal groote en kleine eil. in de Zuid-Chin. zee tusschen Malaka en Borneo, ongeveer tusschen 105° en 109° O.L. en 1° en 5° N.B., behoorende tot de res. Riouw en Onderh. Ze worden verdeeld in vier groepen :
1. de Anambas-eil., 2. de Groot- en Noord-Natoena-eil., 3. de Z.-Natoena- en de Zeeroovers-eil., 4. de Tambělan-eil.
Nos. 1, 2 en 3 vormen de afd. Poelau Toedjoeh; no. 4 ressorteert onder de afd. Tandjoeng Pinang. (De Maleiers onderscheiden zeven groepen: vandaar de naam). De bevolking van den geheelen archipel bestaat voornl. uit Maleiers, Kwantanners (zie KWANTANDISTRICTEN), Orang Laut en Chineezen ; de voornaamste middelen van bestaan zijn voor allen de klappercultuur en de coprahandel; voorts vischvangst, mattenvlechten, enz. De handel is grootendeels in Chin. handen. De voornaamste plaats van den geheelen archipel is Těrěmpa op Siantan, dat met Djěmadja het grootste der Anambas-eil. is.
Het grootste eiland is Boengoeran, ± 1650 K.M.2 groot, van de Groot-Natoena-eil. De voornaamste handelsplaats dezer groep, Gěnting, ligt op Sědanau. De kleine groep Noord-Natoena wordt ook wel Poelau Laoet genoemd. Van de Z.-Natoena- en Zeerooverseil. kunnen genoemd worden : Sěrasan en het zeer vruchtbare Midai, dat bijna één klappertuin vormt. Van de Tambělan-eil. draagt het hoofdeiland denzelfden naam, evenals de voornaamste kampong, die zeer groot en welvarend is. — Behalve de rijke klapperaanplantingen dragen verschillende eilanden der P. T. nog zware bosschen met uitstekende houtsoorten.