Platonische wijsgeeren - zijn in de eerste plaats de directe leerlingen van P„ de achtereenvolgende schoolhoofden der Akademie : Speusippus, Xenokrates, Polemo en Krates, die echter niet als denkers uitblonken, grootendeels het mystieke en ethisch-religieuze in P.’s leer naar voren brachten, en onder den invloed der Pythagoraeërs de Ideëen met de getallen gelijkstelden.De zoogenaamde Midden-Akademie (Karneades en Arkesilaus) was skeptisch, terwijl de nieuwere A. (Philo van Larissa, Antioclius van Askalon, 1e eeuw v. C.) weer meer in een dogmatische, stoïsche richting ging. De Platonische school bestond nog te Athene in de 6e eeuw n. C. (neo-Platonici), toen de peripatetische, stoïsche en epikureïsche reeds sedert eeuwen waren verdwenen. Door de Pythagoraeërs beïnvloede Platonici van den keizertijd waren Plutarchus, Apulejus, Celsus, Numenius. Verder werkte Plato’s geest voort in de neo-Platonici en Philo Judaeus.
In de Middeleeuwen werd P. grootendeels door Aristoteles verdrongen, maar in de Renaissance werd zijn leer geestdriftig tegenover de nuchtere aristotelische scholastiek gesteld door de Platonische Akademie van Florence (± 1450. Plethon, Bessarion, Ficinus, Pico, enz.). Van beteekenis is later de Engelsche Platonische school van Cambridge (± 1650 : Cudworth, Henry More). Maar in haar diepsten zin is het essentieel van P.’s filosofie, zijn Ideeënleer, weer begrepen door Kant en diens volgelingen.