Pisano - 1) Andrea di Ugolino da Pontedera genaamd, derde bouwmeester uit de Pisaansche school. Voornamelijk als beeldhouwer werkzaam te Florence, o. a. aan de bronzen deuren van het Baptisterium (1330-36). Hierin vertoont hij een strengen Giottesken stijl, gepaard met een naturalistischen schoonheidszin. Veel meer dan Giovanni Pisano, die in de hartstocht zijner uitdrukkingen dikwijls onduidelijk werd in compositie, weet Andrea een fijne stemming over zijn werk te leggen.
Zijn reliefs zijn als het ware de aankondiging van den grooten Florentijnschen stijl in het Quattrocento. Andrea was ook dombouwmeester te Orvieto en stierf aldaar in 1349. Zijn zoons Tommaso en Nino, beiden ook beeldhouwers, hebben niet die grootsche kunst van den vader weten te geven; zij zijn de uitloopers van de Gotische school in Italië. Litt. en opgave der werken bij J. Burckhardt, Der Cicerone dl. II; A. Schmarsow, A. Pisano (Preuss.
Jahrb. XXIII) en in het Festschrift f. d. kunsthist. Institut in (Florence Leipzig); 1897 A. Venturi, Storia dell arte Italiana dl. IV; W. Bode, Italienische Plastik (Handbuch d. kgl. Museen, Berlin).
2) Giovanni, geb. omstreeks 1250, gest. 1320, Italiaansch beeldhouwer uit de Middeleeuwen, eigenlijk met Giotto de eerste Gotische kunstenaar. Dit komt het duidelijkst tot uiting in den kansel in St. Andrea te Pistoja, in compositie een dergelijk werk als zijn vader Niccolo Pisano in het Baptisterium te Pisa maakte, doch dat zich juist door den stijl volkomen van het werk zijns vaders onderscheidt. Deze toch was nog geheel gebonden aan de Romaansche, antiek-Byzantijnsche vormen, die in Italië uit eigen omgeving bekend waren. Giovanni P. daarentegen zoekt naar grootere dramatische bewegelijkheid, naar uitdrukkingen van hartstocht, naar een waarlijk gevoeld naturalisme. Een van de schoonste voorbeelden daarvan is de uitbeelding der Madonnagestalte, waarin het moederlijk gevoel het sterkst en ook voor het eerst op den voorgrond treedt. Later wordt dit beweeglijke in zijn composities overdreven; de kansel te Siena maakt daardoor een overvollen indruk; de rust der compositie is verdwenen, eveneens in den kansel te Pisa (1303-11). Van zijn hand is ook de Domfassade te Siena (Groote gestalten van Propheten, Philosophen en Sibyllen), terwijl enkele Madonna-figuren hem worden toegeschreven. Zijn invloed op de kunst van Noord- en Midden-Italië is groot, daar hij ook als architect werkzaam was te Siena en Padua, terwijl hij een reeks van volgelingen had.
Litt. en opgave zijner werken bij J. Burckhardt, Der Cicerone, dl. II; A. Venturi, Storia dell’arte italiana, Dl. IV; M. Sauerlandt, Die Bildwerke des Giov. Pisano (Dusseldorf 1904); L. Justi in het Preuss. Jahrb. XXIV; W. Bode, Italienische Plastik (Handbuch der kgl. Museeen, Berlin).
3) Leonardo, zie LEONARDO.