Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Piemont(e)

betekenis & definitie

Piemont(e), - het Westelijkste van de 4 landschappen der Povlakte, met belangrijke wegen : Simplon naar Zwitserl. en Centraal-Europa, de Fréjus (Mont Cenis) naar Frankrijk, de pas dei Giovi naar Genua. P. wil zeggen bergvoet, maar 1/3 is bergland en onvruchtbaar, behalve eenige dalen en vooral de prachtige, warme omgeving van het Lago Maggiore. Het hart van P. is het rijke heuvelland van Monferrato, koren en vruchten en beroemd wijnland, dicht bevolkt (169 per K.M.2). De P.sche vlakte ligt vooral ten N. van de Po; ten Z. ervan zet zij zich met twee verlengstukken (de vlakten van Alessandria of Marengo en van Cúneo) voort.

De vlakte wordt goed bevloeid door tal van kanalen (Cavour-kanaal 82 K.M.), heeft zelfs meer dan de helft van al het bevloeide land in Italië. Ze levert veel tarwe, mais en aardappelen ; ten Z. van Novara en Vicella ook rijst, terwijl aan de monden der dalen, op de heuvels aan den Alpenvoet en langs de talrijke stroompjes, die beweegkracht leveren, industriecentra liggen. Zoo is P. een der meest voortbrengende landschappen van Italië, al is het in ’t algemeen niet zeer vruchtbaar. Oorzaak is niet het minst de betere ontwikkeling der bevolking. De prov. Turijn en Novara hebben het voor It. geringe getal van 15 % analfabeten. Het bergland aan de grens levert vooral in den winter een groot aantal landverhuizers. Ten W. en Z.W. van Turijn wonen de Waldenzen.

P. is in 4 provincies verdeeld: Turijn, Novara, Cuneo en Alessandria, met een opp. van 29.349 K.M.2 en een inwonertal van ±3.500.000. — Geschiedenis. Oorspronkelijk was dit landsch. bewoond door Ligurische stam men als de Taurini, welke in de 4e eeuw v. C. teruggedrongen werden door de Kelt. Insabres. In ’t einde van de 2e eeuw v. C. werden al deze stammen onderworpen door de Romeinen, ’t Landsch. deelde nu de lotgevallen van ’t Rom. rijk, kwam achtereenvolgens onder heerschappij van West-Goten, Langobarden en Franken. Na ’t uiteenvallen van ’t Frank, rijk behoorde het eerst bij ’t Midd.-Frank. rijk en daarna bij ’t Kon.

Bourgondië. In de 10e eeuw had een groote beteekenis in dit landsch. het markgr. Ivrea. Later, in de 12e eeuw, ontwikkelde zich hier de macht van de graven van Savoye (zie verder SAVOYE, Gesch.).

< >