Physiognomiek - is de kunst om uit den gezichtsvorm het karakter te leeren kennen. Reeds de Ouden deden aan de bestudeering der gelaatsuitdrukking als kenmerk van het karakter en de meening, dat de gelijkenis van het gelaat met dat van een bepaald dier (leeuw, vos, vogel) ook een zeker recht geeft om tot het karakter te besluiten, is niet alleen in de Oudheid, doch door de geheele Middeleeuwen, tot zelfs in het begin van de vorige eeuw bestaan gebleven. Men behoeft hierbij slechts te denken aan de orakeltaal van een Lavater. De phrénologie werkte natuurlijk in gelijken zin.
In het midden van de vorige eeuw brak de opvatting eerst door, dat het niet het skelet, doch de weeke deelen, met name de voor de mimiek dienende spieren zijn, die de gelaatsuitdrukking beheerschen. Telkens weerkeerende samentrekkingen van bepaalde spiergroepen om mond of oog, bijv. bij pijn, bij angst, kunnen ten slotte tot blijvende plooivorming in het gezicht, tot een blijvenden contractietoestand dier spieren voeren, die de gelaatsuitdrukking beheerschen gaan. Zoo kan uit de gelaatsuitdrukking tot de gemoedsgesteldheid besloten worden, doch nog niet tot het karakter. Het uitvoerigst vinden wij het verband tusschen gelaatsuitdrukking en gemoed wel uiteengezet in het werk van Darwin: Gelaatsuitdrukking en gemoedsbeweging bij mensch en dier.