Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Philippijnen

betekenis & definitie

Philippijnen - Noordelijkste groep van den Oost-Indischen Archipel, een bezitting der Vereenigde Staten, groot 296.310 K.M.2, met ± 9.000.000 inw. De voornaamste eilanden zijn Luzon (108.880 K.M.2) in het N., Mindanao (98.000 K.M.2) in ’t Z., en daartusschen de Visayas, een sterk verbrokkelde archipel, in ’t geheel 56.000 K.M.2 groot, waarvan de belangrijkste zijn : Panay (12.560 K.M.2, Negros (12.100 K.M.2), Mindoro (11.000 K.M.2), Leyte (7.900 K.M.2), Cebu (4.700 K.M.2) enz. Verbindingen met ’t N.O. van Borneo worden gevormd door Palawan en de Calamianes (12.150 K.M.2) en de Iolo- of Soeloe-archipel, die te zamen de Soeloeof Mindoro Zee insluiten. Door de Celebes Zee zijn de P. van Celebes gescheiden.

De kleinere eilanden zijn alle bergachtig. In de grootere wisselen meestal meridionaal loopende bergketens met er tusschen in liggende vlakten af. Het gebergte is grootendeels golvend middelgebergte van kalksteen en kolenvoerenden zandsteen, waarboven de talrijke vulkanen uitsteken. De meeste vindt men in Middenen OostMindanao ; in Z.O., middenen N.-Luzon en op Mindoro. De hoogste zijn de 3200 M. hooge Apo (Mindanao), de 2715 M. hooge Mayon of Albay (Camarines), de 2700 M. hooge Halcon (Mindoro). In West-Mindanao vindt men talrijke groote meren ; het Bay-meer, dat Luzon bijna in tweeën deelt, staat met de baai van Manila in verbinding. Zuidelijker ligt het groote kratermeer Bombon, waarin zich de sterk werkende Taal verheft.

De P. hebben een tropisch moesonklimaat. In den winter waaien N.O., in den zomer Z.W. winden. De gem. temperatuur van Manila is 26,4° C. (28,2° in Mei, 23,4° in Jan.). Er valt over ’t algemeen veel regen. De hoeveelheid hangt sterk van plaatselijke omstandigheden af. In ’t algemeen valt in ’t O. meer dan in ’t W. (Albay 3400, Linao op Mindanao 3828 m.M.; Manila 1988, Vigan (N.W.kust van Luzon) 1056 m.M. In Luzon valt de meeste regen in den zomer ; in Z.O. Mindanao in onzen winter.

Flora. Vooral in ’t O. vindt men prachtige tropische oerwouden met talrijke palmen en lianen, in ’t W. komt ook een soort Den voor (Pinus insularis). De fauna heeft een insulair karakter. Van de weinige (31) soorten zoogdieren zijn 23 endemisch. De vogels komen meer met die van de Groote Soenda-eilanden overeen.

De P. hebben 8 à 9 mill. inwoners, in hoofdzaak behoorende tot het Maleische ras, dat hier in talrijke stammen verdeeld is. De voornaamste zijn de Tagalen (Luzon en Mindoro), Visayas (Zuidel. eik), Igorroten (Luzon). In de binnenlanden komt nog een donkergekleurd, primitief dwergvolk voor, de Aëta of Negritos, geschat op omstr. 25.000. Er wonen ± 11.000 Blanken en talrijke Mestiezen. Sedert 1902 is de immigratie van Chineezen verboden; thans wonen er ± 35.000, die den kleinhandel beheerschen.

Het grootste gedeelte der bevolking is Roomsch-Katholiek. Van de ± 1.100.000 niet-Christenen ± 300.000 Mohammedanen of Moros, voornl. op Mindanao en de Soeloe-eilanden. De bew. der eilanden in ’t midden, van Zuid-Mindanao en de Negritos zijn heidenen. Het dichtst zijn de Westelijke Visayas en Luzon bevolkt, terwijl Mindanao zeer dun bevolkt is (3 per K.M.2, de P. in ’t algemeen 30 per K.M.2)

Landbouw is het hoofdmiddel van bestaan. Hoofdproduct is rijst, verder maïs, verschillende wortelgewassen en vruchten. De voornaamste plantageproducten zijn abaca (= manilahennep, vezel van de Musa textilis), uitvoer in 1918 voor 5.450.000 dollar, suiker, kopra en tabak. De wouden leveren vele soorten van timmeren verfhout (vooral sandel- en sappanhout) en boschproducten, als rotan, bamboe, gutta, enz. In 1917 werd voor een waarde van 673.500 dollar aan hout en boschproducten uitgevoerd. De veeteelt is minder belangrijk; men teelt karbouwen, varkens, hoenders en eenden. Men jaagt op wilde buffels, herten en varkens. Visch is een belangrijk volksvoedsel.

Andere visscherij-producten zijn : tripang, schildpad en parelmoer. Op de meeste groote eilanden wordt goud gevonden, verder ook koper, zilver, lood, platina, mangaan, enz. In 1917 bedroeg de waarde der mineralen ruim 3.000.000 dollar, waarvan 1.408.000 dollar aan goud. De grootindustrie levert sigaren, suiker en kopra. Men heeft 9 groote kopra-oliefabrieken.

De voornaamste volksindustrieën zijn het vlechten van matten en het weven en borduren van goederen. Inen uitvoer bedroegen in 1913 resp. 56.227.533 en 53.683.326 dollar, in 1918 83.763.290 en 114.576.393 dollar. In 1913 werden de havens aangedaan door 794 schepen a 1.831.212 ton, in 1918 622 schepen a 1.426.694 ton. Er zijn 1218 K.M. spoorlijn, n.l.1007 K.M. op Luzon en kleine lijntjes op Panay en Cebu.

De voornaamste plaatsen zijn de hoofdstad Manila (267.000 inw.) op Luzon, Albay (43.000 inw.) op Camarines, Ilo-ilo (48.000 inw.) op Panay, Cebu (46.000 inw.) op Cebu, Zamboanga (30.000 inw.) op Mindanao.

Litt.: F. Blumentritt, Versuch einer Ethnographie der Ph. (Erg.-Heft 67 zu Pet. Mitt., 1882); A. B. Meyer-Schadenberg, Die Philippinen, 2 dln. (Dresden, 1890—93); D. C. Worcester, The Phil. Islands and their people (NewYork, 1898); Report of the Taft Phil. Commission (Washington, 1901); Census of the Phil. Islands 1903, 4 vol. (Washington, 1905), J. A. Arnold, The Philippines (Manila, 1912); H. H. Miller en C. H. Storms, Economie Conditions in the Philippines (Boston, 1913); G. F. Becker, Ann. Rep. U. S.; Geol. Survey XX en XXL Geschiedenis. Deze eilanden werden door Magalhaes in 1521 ontdekt en waren door hem, die hier vermoord werd, betiteld met den naam Lazaruseil.

Voor de tweede maal bezocht door Villalobos in 1543, kregen zij den naam Filipinos en werden zij in 1570 van Mexico uit door Leguspez voor Spanje in bezit genomen. In de 16de eeuw is hier veel gestreden door Fransche en Hollandsche zeevaarders, die jacht maakten op Spaansche schepen. De bevolking, spoedig ten deele tot het Christ. bekeerd, streefde in ’t eind van de 19de eeuw naar zelfstandigheid. Met moeite konden de Spanj. de opstanden in Mindanao (1894) en Manila (1896) onderdrukken. In den oorlog tusschen de Ver. Staten en Spanje werd in de buurt van Manila de Sp. vloot vernietigd, waarop de eil. in bezit genomen werden door de Amerikanen, die ze bij den vrede van Parijs in 1898 behielden. Nadat er vrij lang gevochten is tusschen de Filipinos en de Amerikanen (tot 1901), gaven deze in 1907 een zelfbestuur aan deze eil. Onder ’t Am. gezag zijn de eil., die te lijden hadden van de aanwezigheid van tal van kloosters, vooruitgegaan.

< >