Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Penningkunde

betekenis & definitie

Penningkunde, - Numismatiek, is de kennis der munten van het standpunt der waarde als betaalmiddel, als geld, alsmede van een geschiedkundig standpunt. Vandaar dan ook dat de P. een der eerste bronnen is voor de geschiedkunde der oude volken en der volken der Middeleeuwen. De P. kan op drieërlei wijze beoefend worden. Ten eerste wat het eerst de aandacht trekt, is, dat de munten ons de beeltenis en namen van personen en landen, de wapens of zinnebeelden van steden en rijken vertoonen.

Menigen vorst, menige revolutie in den loop der eeuwen, heeft men eerst ontdekt door de P., door het vinden en het ontcijferen van munten met de namen van vorsten en titels dier vorsten, waarvan men geen kennis droeg. Ten tweede van het standpunt der beschaving, der cultuur; zij verschaft ons een juisten blik op de ontwikkeling der kunst en beschaving, der zeden en gewoonten der verschillende volken in de verschillende tijdperken. Ten derde als maatstaf van de waarde van de munt als ruil of betaalmiddel, van de waarde der edele metalen en der verschillende verbruiksartikelen in verschillende tijdperken. De Numismatiek omvat de munten van alle volken en landen van af de vroegste tijden tot op heden; daar echter de P. hoofdzakelijk van een geschiedkundig standpunt wordt behandeld, is zij ook in verschillende afdeelingen, van staatkundig, geographisch en chronologisch standpunt te verdeelen. Gewoonlijk verdeelt men de P. in vier afdeelingen: 1. De antieke munten, omvattende de Grieksche en Romeinsche munten.

2. De Middeleeuwsche P., omvattende de munten der verschillende Westersche volken.
3.De Oostersche P., de munten der onafhankelijke Satrapen van Alexander den Groote, de munten der Mohammedaansche vorsten in Europa, Azië en Afrika, de munten der Aziatische vorsten, en 4. De P. v. d. tegenwoordigen tijd, waarvan de juiste aanvang echter niet bepaald is afgebakend, ook voor de verschillende landen verschilt, in ieder geval in de eerste helft der 16de eeuw is te stellen. Er bestaat een geheele litteratuur over Penningkunde in het algemeen en nog een belangrijk meer uitgebreide over de Numismatiek der verschillende landen en perioden. Enkele der eerste wil ik aanhalen. Alphonse de Witte, Etat actuel de la Numismatique; verhandeling in de zitting der Société de Numismatique belge, Ypres 14 Mei 1893. Ettora Gabrice, Le rôle de la numismatique dans le mouvement scientifique contemporain; verhandeling in het international congres te Parijs 1900. H. Grote, Die Geldlehre (Münzstudien, Band IV). Engel et Serrure, Traité de Numismatique du Moyen-age, Parijs 1891—94. Numismatique moderne et contemporaine, Par. 1897—99.

S. Ambrosoli, Manuale de Numismatique, Milaan 1896. Dr. A. Luschin von Ebengreuth, Allgemeine Münzkunde und Geldgeschichte, München 1904. Penningkundige verhandelingen vindt men in de geschriften der theologen en juristen der Middeleeuwen, onder anderen in Thomas van Aquina, De regimine principis. Nikolas Oresmius, overleden in 1382, Tractatus de origine, de iure, nee non et mutationibus monetarum. Natuurlijk is sedert de opkomst der boekdrukkerij dit aantal zeer toegenomen, dikwerf ook met afbeeldingen der munten, die menigmaal niet onverdienstelijk zijn ; het werk van Budaeus (Guillaume Budé), geboren 1467, overleden 1640, De asse et partibus eius en Libellus de moneta graeca ad gallecam pecuneam aestimata, behooren tot de eerste penningkundige gedrukte boeken. — In Nederland vindt men het eerst historisch-penningkundige geschriften van Tilemans Friese en Erasmus van Houwelingen ; van dezen laatste: Penningboek ofte Wegwyzer der Chroniken, van 1697, terwijl de voornamelijk in de Nederlanden met afbeeldingen uitgegeven Plakaeten en Ordonnantiën de penningkunde zeer veel dienst hebben bewezen. Op het gebied der Grieksche antieke munten zijn de publicaties van het British Museum, waaraan mannen als Prof.

Gardner, Barclay, V. Head, Prof. R. Stuart Poole, Stanley Lane Poole en G. Fr. Hill medewerken, hoogst belangrijk. Op het gebied der Romeinsche penningkunde staan Ernest Babelon met zijn Description historique et chronologique des Monnaies de la République romaine (Par. 1886) en H. Cohen met zijn Description historique des monnaies frappeés sous 1’empire romain, Paris 1880—1892, bovenaan. Op het gebied der Fransche munten is H. Hoffmann, Les monnaies royales de France, Paris 1878, het standaardwerk. Op het gebied der Nederlandsche P. staat professor P. O. van der Chys bovenaan, met zijn standaardwerken in 9 deelen:

I. De munten der voormalige Hertogdommen van Brabant en Limburg;

II. De munten der voormalige graven en hertogen van Gelderland;

III. De munten der voormalige Heeren en Steden van Gelderland ;

IV. De munten der voormalige Heeren en Steden van Overijsel;

V. De munten van Friesland, Groningen en Drenthe (Heeren van Koevorden);

VI. De munten der voormalige Graafschappen Holland en Zeeland, alsmede der Heerlijkheden Vianen, Asperen en Heukelom;

VII De munten der Bisschoppen, der Heerlijkheden en der Stad Utrecht;

VIII. De munten der Leenen van de voormalige Hertogdommen Brabant en Limburg, en IX. De munten der Frankische en Duitsch-Nederlandsche vorsten.

Verkade’s werk heeft, alhoewel het onmisbaar is voor de verzamelaars van Nederl. munten sedert de pacificatie van Gent, wegens de meerendeels zeer getrouwe afbeeldingen van honderden munten, weinig penningkundige waarde; beter is de Voogt, die echter slechts de Geldersche munten uit dat tijdperk behandelt. — Hieronder volgen eenige typen van munten uit de verschillende perioden:

1. De oudste Grieksche munten hebben slechts op de voorzijde een afbeelding en waren meest van zilver; zij vertoonen op de keerzijde het zoogenaamde quadratum incusum ; als voorbeeld een Didrachme van Aegina uit de 6de eeuw v. C. Zilver.
2. Uit het tijdperk van omstreeks 480 tot 400 v. C., een Tetradrachme van Athene, voorz. Pallaskop, keerzijde Uil. Hier is de keerzijde reeds van een muntbeeld voorzien. Zilver.
3. Tetradrachme van Elis omstreeks 400 tot 336 v. C., voorz. Jupiterkop, keerz. Adelaar op een voetstuk. 4. Sikkel van Simon Maccabaeus, jaar 2 (143 v. C.), met assyrische karakters. Zilver.
4. De Romeinsche munten, alhoewel fraai van stijl, voornamelijk die der keizers, zijn toch niet zoo artistiek als de Grieksche.
5. Denarius van Julius Caesar, voorz. zijn gelauwerd hoofd, keerz. Juno in een biga, met den naam van den Muntmeester, M. Mettius. Zilver.
6. Aureus van keizer Marcus Aurelius, voorz. zijn borstbeeld, keerz. M. Aurelius en Lucius Verus. Goud.

Tijdens het verval van het Romeinsche rijk werden in de eerste jaren slechts munten in navolging en met naam der Romeinsche keizers geslagen, zelfs door die vorsten, welke zich geheel of gedeeltelijk onafhankelijk hadden verklaard. De Merovingsche vorsten behoorden tot de eersten, die munten sloegen zonder vermelding van den naam des keizers.

7. Een denar van Karel den Groote uit het eerste tijdperk te Mainz geslagen; zijn zoon Lodewijk de Vrome, alsmede een later Carlovingsche vorst Lotharius, hebben in Nederland gemunt. Na de oplossing van het Carlovingsche rijk vindt men munten der Duitsche vorsten, Roomsch koningen te Deventer, Tiel, Utrecht, Maastricht enz. gemunt. De graven door die vorsten aangesteld hebben zich allengs vrijverklaard of ontvingen het muntrecht van de Duitsche keizers. Zoo vindt men munten van de bisschoppen van Utrecht, van de graven van Holland, van de graven, later hertogen van Gelderland, de Heeren van Friesland en ook van kleinere Baronnen en Heeren. Ook verkregen sommige steden het muntrecht of eigenden het zich toe; zoo ook abdijen en kloosters.
8. Denarius van keizer Lodewijk met Christiania Religio. Zilver.
9. Tiers de Sol te Duurstede geslagen door den muntmeester Madelinus. Goud.
10. Denarius te Dordrecht geslagen door graaf Floris V, voorzijde diens naar links gewend hoofd Zilver.
11. Toursche Groot van graaf Jan II te Dordrecht geslagen. Zilver.
12. Dubbele gouden Lam van graaf Willem V.
13. Gouden Schild („Klinkert ) van graaf Willem V. Voorzijde de zittende graaf met zwaard en wapen. 14. Wilhelmus Gulden van graaf Willem V. Voorzijde de staande graaf met zwaard en wapen. Goud. Nos. 12—14 zijn fraaie voorbeelden van hier te lande geslagen Gothische munten.
15. Groote gouden Reael van Maximiliaan en Filips den Schoone in 1487 te Dordrecht geslagen.
16. Gouden Dukaat voor Holland, 1595. Te Dordrecht geslagen.
17. Leeuwendaalder voor Holland, 1636. Te Dordrecht geslagen. Zilver.
8. Dukaton voor Holland, 1672. Te Dordrecht geslagen. Zilver.
19. Rijksdaalder met den staanden man voor Holland, 1673. Te Dordrecht geslagen. Zilver.
20. Gulden voor Holland, 1749. Te Dordrecht geslagen. Zilver.
21. Gouden Rijder voor Holland, 1751. Te Dordrecht geslagen.
22. stuiver voor Holland, 1756. Te Dordrecht geslagen.
23. Scheepjesscheeling voor Holland, 1780. Te Dordrecht geslagen. Zilver.
24. 50 stuivers van het Koninkrijk Holland met borstbeeld van Lodewijk Napoleon 1801. Te Utrecht geslagen. Zilver.
25. 20 Francs tijdens de inlijving van Nederland bij Frankrijk, met borstbeeld van keizer Napoleon I, 1813. te Utrecht geslagen. Goud.
6. Bataviasche Kroon van 48 stuivers 1646. Met het wapen van Batavia en het monogram der Vereenigde Oost-Indische Compagnie. Te Batavia vervaardigd. Zilver.

< >