Pelagius (monnik) - Britsch monnik te Rome, gest. na 418, een streng asceet en daardoor bij het volk zeer in aanzien, trad tegen de genadeleer van Augustinus op. Hierin had A. de erfzonde beleden, het natuurlijk onvermogen van den mensch tot zijn verlossing, de noodzakelijkheid der goddelijke genade, de absolute praedestinatie, enz. Hiertegen kwam Pelagius met nadruk op; hij ontkende de erfzonde, en schreef den mensch de mogelijkheid toe om zondeloos te blijven, en aan den menschelijken wil de vrijheid om elk oogenblik ten goede te kiezen of ten kwade. De dood is natuurlijk.
Ongedoopt gestorven kinderen worden zalig. Zonde ontstaat uit navolging. In de consequentie van dit stelsel zou de genade Gods overbodig kunnen worden. Dit moest tot een conflict met de kerkelijke opvatting leiden, dat ook inderdaad ontstond, toen P.’s leerling, de advocaat Caelestius, naar Afrika ging en daar met scherpte het Pelagianisme verdedigde. Hier trad de invloed van Augustinus hem in den weg en hij werd in 412 op de synode van Carthago geëxcommuniceerd. Caelestius moest Afrika verlaten en ging naar het Oosten, waar ook Pelagius heenreisde, en waar zij ongehinderd hun zienswijze konden verbreiden.
Wel traden hier Hieronymus en Orosius tegen hen op, maar vruchteloos. Toen veroordeelden de Afrikaners hen weer op twee synoden in 416 en wisten daarop de bekrachtiging van den paus te verkrijgen. Maar diens opvolger, paus Zosimus I, verklaarde de veroordeelden voor rechtgeloovig. Doch de Afrikaners verzetten zich zoo hardnekkig, dat de paus toe moest geven en bij een rondschrijven van 418 van alle bisschoppen een erkenning verlangde van de veroordeeling van Pelagius en Caelestius. De veroordeelden werden door den patriarch Nestorius vriendelijk opgenomen, en ofschoon Julianus van Eclanum (in Apulië) als hun krachtige verdediger optrad, werd hun de vereeniging met Nestorius noodlottig : met hem werd ook het Pelagianisme op het concilie van Efeze (431) veroordeeld. — In Zuid-Gallië ontwikkelde zich een opvatting, die ook tegen het Augustinianisme inging, maar meer gematigd den wil tot zedelijk handelen als vrij verdedigde, het z.g. semi-pelagianisme.