Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Patriarchaat

betekenis & definitie

Patriarchaat - In de vierde eeuw werd de kerk eenzelfde indeeling deelachtig als het keizerrijk: in gemeenten en provinciën. De nieuwe indeeling in provinciën, door Diocletianus ingevoerd, had na eenigen strijd ook een nieuwe indeeling der kerkelijke provinciën ten gevolge. Het concilie van Nicaea (325) heeft dit in een besluit vastgelegd. Deze indeeling in „metropolitanen” is vooral voor de Oostersche kerk kenmerkend.

Sommige metropolieten traden in ’t bijzonder naar voren, zooals die te Rome, Alexandrië, Antiochië. Zij kregen den naam van „patriarchen”. Hierbij heeft niet meer de indeeling van het keizerrijk den doorslag gegeven, maar de positie dezer hoofdsteden, door de gewoonte bevestigd. In 381 werd Constantinopel als tweede in de rij er aan toegevoegd en later ook het eigenlijk tot den metropoliet van Caesarea behoorende Jeruzalem (451). Bijzondere macht heeft Jeruzalem echter nooit bezeten: het was eershalve, dat het tot patriarchaat verheven werd. In het Oosten had een langdurige strijd om den voorrang plaats tusschen Alexandrië en Antiochië, gelijk Constantinopel met Rome om den voorrang dong, een der redenen van het groote schisma in 1054. In het Westen heeft de kerkinrichting een andere ontwikkeling gevolgd, zoodat daar van patriarchaten (uitgezonderd dan Rome in verhouding tot het Oosten) geen sprake is geweest.

< >