Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Passé défini

betekenis & definitie

Passé défini - Een van de verleden tijden van ’t Fr. werkwoord, waaraan men ook den naam parfait (Lat. perfectum) en prétérit (Lat. praeteritum) geeft. De vorm ontwikkelde zich uit dien van het Lat. perfectum, dat zwak (met den klemtoon op den uitgang) of sterk (met den klemtoon op den stam) kon zijn. Zoo ontstond uit het zwakke cantávi het Fr. je chantai, uit het sterke mísi het Fr. je mis. — Het syntactisch gebruik van den p. d. heeft in den loop der tijden groote wijzigingen ondergaan. Lang heeft er in het Oud-Fr. onzekerheid geheerscht; men treft afwisselend p. d. (je chantai), passé indéfini (j’ai chanté) en teg.tijd (je chante) aan.

In vers 2284 van de „Chanson de Roland” staan de drie tijden zelfs naast elkaar. Ook kan de p. d., wat in het modern Fr. niet meer mogelijk is, in beschrijvingen gebruikt worden: Vairs ot (eut) les uelz „hij had schitterende oogen”. Langzamerhand verdwijnt die weifeling en in de 16de eeuw komt er teekening in het gebruik van den p. d. en den passé indéfini. Iedere tijd krijgt nu zijn eigen functie: de eerste duidt een absoluut verleden aan, de tweede een verleden, waarvan de gevolgen nog in het heden voortduren. Dit onderscheid, dat in het klassieke tijdperk als vaste regel gold, heeft zich tot de Revolutie gehandhaafd. Daarna is de p. d. een uitsluitend litteraire vorm geworden, waarvan de Franschen, behalve die van het Zuiden, zich in de spreektaal niet meer bedienen. Met het verdwijnen van den p. d. uit de spreektaal ging dat van den imparfait du subjonctif gepaard, terwijl de imparfait de l’indicatif de beschrijvende tijd bij uitnemendheid werd.

< >