Parenchym, - 1) de benaming voor dat gedeelte van een orgaan, waaraan de specifieke functie gebonden is, in tegenstelling met b.v. het bindweefsel, de bloedvaten, zenuwen, enz. die men in elk orgaan aantreft. Zoo is het p. van de lever de levercellen; van de nier zijn het de epitheliën van de nierkanaaltjes, van het hart de spiermassa, enz. De benaming p. is aan het Grieksch ontleend en wel aan Erasistratus, die tot de voorstelling was gekomen, dat het bloed uit de fijnste bloedvaatjes werd uitgescheiden, dan verhardde en tot orgaandeelen vervormd werd. — 2) een plantenweefsel, dat uit levende cellen bestaat, die dunwandig zijn en waarvan de celwanden uit cellulose zijn opgebouwd.
P.cellen zijn òf isodiametrisch òf in de lengte gerekt, maar dan met afgeronde uiteinden. Tusschen de cellen komen intercellulaire holten voor.