Pantserschip. - De pantserschepen of slagschepen van een vloot zijn bestemd om, vereenigd in eskader of vloten, den vijand in volle zee op te zoeken en aldaar slag te leveren, of om vijandelijke versterkte havens aan te vallen. Daartoe is noodig, dat zij in alle opzichten zeewaardig zijn, een weinig beweeglijk opstellingsvlak voor het geschut bieden, veel of- en defensief vermogen hebben en lang in zee kunnen blijven, zonder aanvulling van den kolenvoorraad, dus zware bewapening, zwaar pantser en groote kolenberging. Het eerste pantserschip was de Fransche „Gloire”, spoedig door meerdere gelijksoortige gevolgd. Nadat de ijzeren scheepsbouw zijn intrede had gedaan en de wedstrijd tusschen geschut en pantser oorzaak was, dat beide voortdurend werden verzwaard, ontstonden de torenschepen, welke het zware geschut uitsluitend in torens opgesteld hebben, welke soort schepen ook tegenwoordig nog alleen gebouwd worden.
Zij zijn voorzien van een zwaar gordelpantser (280 a 300 m.M.), waarboven een lichter huidpantser. De meest moderne pantserschepen zijn bewapend met kanons van 38 cM. en een nevenbewapening van kanonnen van 10 a 15 c.M. ter afwering van torpedobootaanvallen. Voorts zijn zij voorzien van 2 of 3 voortstuwers en hebben zij gewoonlijk niet meer dan één mast, waarin verschillende inrichtingen, benoodigd bij de vuurleiding, zijn opgesteld. Veelal is dit een 3-voet mast, zooals op de Engelsche „Dreadnought”, doch enkele Amerikaansche pantserschepen hebben een mast, waarvan de constructie (geraamte van staafijzer) zoodanig is, dat er weinig kans bestaat op vernieling door één schot.