Paganini (Niccolò), groot Ital. vioolvirtuoos, geb. 1782 te Genua, overl. 1840 te Nizza. P., die het eerste onderricht genoot van zijn vader (eerst op de mandoline, later op de viool), was toch in vele opzichten auto-didact. Zijn buitengewone gaven deden hem moeilijkheden overwinnen en — op zijn instrument — dingen doen, die voor andere violisten onmogelijk schenen. Dat buitengewone, dat ook zijn uiterlijk en optreden kenmerkte, was de voornaamste oorzaak van de fabelen en legenden, die over P. in omloop waren.
De waarheid is, dat hij aan zeldzame gaven een buitengewone volharding in ’t oefenen paarde. Eenzelvig, gierig, aan 't spel verslaafd, was het vergaren van een groot fortuin zijn eenig doel. Daarin is hij geslaagd. De viool (Guarneri), die een muziek-liefhebber hem schonk, en die hij steeds bespeeld heeft, wordt thans in ’t museum te Genua bewaard.