Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Paardenluisvlieg

betekenis & definitie

Paardenluisvlieg - Hippobosca equina, een vlieg, ter lengte van 9 m.M., bruingeel.

Valt in hoofdzaak ’s zomers paarden aan, soms ook runderen en honden; hecht zich vooral aan de flanken en weinig behaarde plaatsen, zuigt bloed. De paarden zijn hiervoor zeer gevoelig, maar wennen eraan. De p. blijft, zoo zij niet gejaagd wordt, op haar gastheer; zij bezit echter vleugels. Het geheele larveleven wordt in de wijfjes doorloopen, zoodat de larve, zoodra zij ter wereld komt, zich verpopt; de poppen vindt men tusschen de haren van het paard. Zie plaat Tweevleugelige Insecten fig. 5.

< >