Ottokar - (eig. Premysl O.), naim van koningen van Boheme. Genoemd moet worden O. I, die in 1198 door den Roomsch-koning Philips van Zwaben met den koningstitel begiftigd werd en de eerste koning was, die over Boheme regeerde.
O. II, zoon van Wenzel van Boheme, werd na den dood van zijn ouderen broer Wladishw markgr. van Moravië (1247). Door den Oost. adel tot hertog van Oostenrijk gekozen, bezette hij in 1251 Oostenrijk. In 1253 na den dood van zijn vader werd hij koning van Boheme. Met Hongarije voerde hij verschillende oorlogen om het bezit van Stiermarken, dat hij na de overwinning bij Kroissenbruun en den daarop gevolgden vrede van Weenen (1261) behield. Na den dood van hertog Ulrich van Karinthië bezette hij ondanks ’t verzet van Hongarije de landschappen Karinthië en Krain (1269). O., die ook invloed had in Friaul en Aquilea, was nu de machtigste rijksvorst in ’t Duitsche rijk; juist met ’t oog hierop werd hij niet tot Roomschkoning gekozen.
Ten zeerste hierdoor teleurgesteld, weigerde hij Rudolf van Habsburgals koning te erkennen (1272). Op een herhaalde uitnoodiging, om voor den Roomsch-koning te verschijnen, niet antwoordende, werd hij wegens felonie van zijn leenen vervallen verklaard en begon Rudolf in 1276 den strijd tegen hem. O., die niet kon rekenen op den steun van den Boh. adel, was genoodzaakt zich te onderwerpen. Hij moest Oostenrijk, Stiermarken, Karinthië, Krain, de Windische Mark en Egerland aan Rudolf afstaan. Hiermede was de Boheemsche macht vernietigd (1276). Een poging van O. om zijn macht te herwinnen, mislukte door zijn nederlaag bij Dürnkrut, waar hij zelf sneuvelde (1278).